ECLI:NL:GHAMS:2018:4547
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis inzake schadevergoeding en schadebeperkingsplicht
In deze zaak heeft eiser [X] de Staat der Nederlanden gedagvaard met als doel het vernietigen van een arbitraal vonnis dat op 2 mei 2017 was gewezen. Dit vonnis had betrekking op de schadevergoeding die [X] zou ontvangen na onrechtmatig handelen door de Staat, vastgesteld door de AIVD in 2014. Eiser vorderde primair de vernietiging van het arbitraal vonnis en subsidiair een partieel vernietiging, specifiek met betrekking tot de vaststelling dat hij vanaf april 2009 schadebeperkende maatregelen had moeten nemen. De Staat heeft de vordering bestreden en stelde dat het scheidsgerecht niet buiten de rechtsstrijd was getreden en dat er geen sprake was van een verrassingsbeslissing.
Tijdens de zitting op 16 mei 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [X] werd bijgestaan door zijn advocaten, waaronder mr. D. Knottenbelt en mr. L. Stevens, terwijl de Staat werd vertegenwoordigd door mr. G.J.H. Houtzagers en mr. H.J.S.M. Langbroek. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat het scheidsgerecht terecht heeft geoordeeld dat [X] vanaf medio 2009 weer meer inkomen had kunnen opbouwen. Het hof oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van het arbitraal vonnis, noch voor de subsidiaire vordering tot partieel vernietiging. De vordering van [X] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat het scheidsgerecht de schade op basis van artikel 6:97 BW heeft mogen schatten en dat de schadebeperkingsplicht van [X] in de beoordeling is meegenomen. De beslissing van het hof is op 11 december 2018 openbaar uitgesproken.