ECLI:NL:GHAMS:2018:4540

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
23-003202-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van een bouwstofzuiger met significante bijdrage van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een bouwstofzuiger (merk Festool) op 10 februari 2017 te Heemskerk. De tenlastelegging omvatte zowel primair de verwerving van een goed waarvan de verdachte wist dat het door misdrijf verkregen was, als subsidiair diefstal in vereniging. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging. De verdachte had samen met een medeverdachte de bouwstofzuiger gestolen en het hof concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het subsidiair bewezen verklaarde werd als diefstal door twee of meer verenigde personen gekwalificeerd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte tot een gevangenisstraf van twee weken veroordeelde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003202-17
Datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-103702-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Heemskerk, een goed te weten een bouwstofzuiger (merk Festool) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiairhij op of omstreeks 10 februari 2017 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bouwstofzuiger (merk Festool), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] Bouwbedrijf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen worden vernietigd.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

Met de raadsvrouw en advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Hiertoe acht het hof, anders dan de raadsvrouw en met de advocaat-generaal, op hieronder weergegeven gronden redengevend dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de bouwstofzuiger, hetgeen onverenigbaar is met een bewezenverklaring van opzet-/schuldheling. De verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd – kort gezegd – dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde enkel kan worden afgeleid uit de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte], die van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof overweegt als volgt.
[medeverdachte] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij op 10 februari 2017 omstreeks 13.00 uur op de Rijksstraatweg in Heemskerk samen met de verdachte in diens auto zat.
Het hof acht dit onderdeel van de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar en zal deze bezigen bij de bewijsbeslissing, nu deze verklaring ondersteuning vindt in de hierna te noemen overige bewijsmiddelen.
Aangever [naam 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van een bouwstofzuiger van het merk Festool gepleegd op vrijdag 10 februari 2017 tussen 13:00 uur en 13:16 uur. Deze was buiten blijven staan bij het adres [adres 2] te Heemskerk. Hij zag dat een hem onbekende man bij een bordeaux rode personenauto stond en de stofzuiger op de achterbank plaatste. Deze man ging als bijrijder in het voertuig zitten, waarna dit wegreed met het rechter achterportier nog open (dossierpagina 105 e.v).
[getuige] was ook getuige van deze diefstal en zag dat “een jongen” de stofzuiger wegnam waarna hij als bijrijder in een rode auto stapte met het kenteken [kenteken] (dossierpagina 128).
De verdachte had op voornoemde datum een rode Nissan Primera op zijn naam staan met het kenteken [kenteken] (dossierpagina 124).
Op 10 februari 2017 omstreeks 13:51 uur, zeer kort na de diefstal, heeft de verdachte een bouwstofzuiger van type Festool te koop aangeboden aan de winkel “[bedrijf]” te Zaandam (dossierpagina 11 e.v). De verdachte heeft bij de politie verklaard dat “[medeverdachte]” (het hof begrijpt: [medeverdachte] voornoemd) daar ook was (dossierpagina 137).
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte een van de twee inzittenden van de rode Nissan Primera was. De lezing van de verdachte, kort gezegd, dat [medeverdachte] zijn auto had gebruikt, de verdachte bij zijn moeder was en de auto daar terugkreeg met de stofzuiger erin, wordt ongeloofwaardig geacht, nu deze op geen enkele wijze is onderbouwd en hiervoor ook overigens geen enkel concreet aanknopingspunt in het dossier kan worden gevonden. Dit geldt temeer nu het tijdsverloop tussen de diefstal en het aanbieden van het gestolen goed bij [bedrijf] zeer kort was, de reistijd tussen Heemskerk en Zaandam in aanmerking genomen.
Het hof is vervolgens van oordeel dat de beide inzittenden van de Nissan Primera zich gezamenlijk hebben schuldig gemaakt aan de diefstal van de bouwstofzuiger. Zij reden samen in een auto die stopte op de plaats van de diefstal, een van beiden gooide de bouwstofzuiger in de auto, waarna de ander direct weg reed, nog voordat het rechterachterportier van de auto was gesloten. Uit het voorgaande kan dan ook geen andere conclusie worden getrokken dan dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] en dat beiden daaraan een significante bijdrage hebben geleverd.
Het hof acht de subsidiair tenlastegelegde diefstal in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2017 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bouwstofzuiger (merk Festool), toebehorende aan [naam 1] Bouwbedrijf.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf, of een gevangenisstraf van geringe duur in combinatie met een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een bouwstofzuiger. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom en heeft hij kennelijk slechts uit eigen financieel gewin gehandeld. Een dergelijk feit brengt naast materiële schade ook overlast voor de gedupeerde mee en draagt bovendien bij aan in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2018 is hij eerder onherroepelijk voor diefstal veroordeeld tot een taakstraf en tot vrijheidsbenemende straffen. Dit weegt in zijn nadeel.
Gelet op het voorgaande, de aard en de ernst van het feit, alsmede met het oog op normbevestiging en het voorkomen van recidive, kan met een lagere straf dan de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf niet worden volstaan. In het vorenstaande ligt besloten dat in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding wordt gevonden om een lagere of andersoortige straf op te leggen dan een gevangenisstraf, nu deze hiervoor onvoldoende redengevend zijn.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.