In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een bouwstofzuiger (merk Festool) op 10 februari 2017 te Heemskerk. De tenlastelegging omvatte zowel primair de verwerving van een goed waarvan de verdachte wist dat het door misdrijf verkregen was, als subsidiair diefstal in vereniging. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging. De verdachte had samen met een medeverdachte de bouwstofzuiger gestolen en het hof concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het subsidiair bewezen verklaarde werd als diefstal door twee of meer verenigde personen gekwalificeerd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte tot een gevangenisstraf van twee weken veroordeelde.