In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 september 2017. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 3019 gram opium op 23 september 2014 te Nieuw-Vennep. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 november 2018 heeft de verdachte ontkend op de hoogte te zijn geweest van de opium in zijn auto, en stelde dat een vriend de drugs daar had achtergelaten terwijl hij in het buitenland verbleef. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, gezien de omstandigheden en de hoeveelheid opium die in zijn auto was aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een geldboete van € 10.010,00, bij gebreke van betaling te vervangen door 85 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.