Uitspraak
mr. P.D. Oldenen
mr. B.F.L.M. Schim, kantoorhoudende te Amsterdam,
mrs. M.W.E. Eversen
J.A.I. Verheul, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.J. Geusen
mr. E.M. Tjon-En-Fa, kantoorhoudende te Den Haag,
mr. W.E. Pors, kantoorhoudende te Den Haag,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
Op 18 december 1995 zijn wij een aandeelhoudersovereenkomst aangegaan betreffende onze gezamenlijke deelneming in het kapitaal van [DEM]. Belangrijk oogmerk van de opzet was om met inbreng van financiële middelen en ieders persoonlijke inzet en expertise te komen tot een snelle uitbouw van de activiteiten van DEM. Helaas moeten wij constateren dat dit oogmerk niet gerealiseerd is. (…) Dit brengt ons ertoe de aandeelhoudersovereenkomst met U hierbij op te zeggen. (…)”.[D] is nog aandeelhouder gebleven.
Additional SHA”), dat door DEM en de overblijvende aandeelhouders, dus inclusief [A] , voor akkoord is ondertekend en waarin met zoveel woorden naar de SHA wordt verwezen staat onder onderdeel B van de considerans: “
the Shareholders together with [C] have entered into a Shareholder’s Agreement dated December 18th 1995, setting forth the relationship between the Shareholders of the Company”.In de
Additional SHAis een herstructurering van de aandelenverhoudingen voorzien die er toe leidt dat [A] 30% van de aandelen zal gaan houden, [B] 60% en [D] 10%. Met het oog hierop zal [C] aandelen overdragen aan [D] , [D] draagt aandelen over aan [B] en [A] draagt “
the beneficial interest of one thousand three hundred thirty three”aandelen over aan [B] , dit alles steeds tegen een nominale waarde van één gulden per aandeel.
regarding a reallocation of shares in the capital of the Company”en dat Arres (daartoe vertegenwoordigd door [D] ) is toegetreden tot de Additional SHA en dat [A] en [B] Arres accepteren als partij bij de Additional SHA.
I want to withdraw from any active involvement in DEM and its holdings. I want to step into the position of just being a shareholder.(…)
I’m in no position to buy Delphi under the terms outlined by the Ernst and Young draft we received in December. By the same token I don’t want to trouble you over all this Delphi stuff. (…)
My preference is that we figure out how the ownership of Delphi passes to me (…) and that I receive some suitable settlement for turning over everything else to you (…).”
With the help of Allen & Overy and Ernst & Young I have completed the restructuring of DEM. The purpose of this restructuring is twofold:
Please send me the draft documents that are relevant to the restructuring you’d like me to agree to. From your email I get the impression that part of the restructuring is designed to change ownership and participation going forward. As I’ve indicated earlier my preference is to maintain my established interests as a shareholder of DEM, but as a silent partner who follows you in your position as shareholder. So please send the drafts to make sure there is no confusion and let me know that no transaction will be completed until I’ve had a chance to review the drafts.”
The restructuring is crucial for the desired development and growth of the DEM activities in the coming years and thereafter.(…)
I expect you to cooperate and come to Holland next week to conclude this restructuring of DEM.”
I think it’s reasonable to be able to review and think about a restructuring proposal before I make the trip over to Holland.
or whomever at Allen Overy have prepared.”
I expect you to come to Holland next week and cooperate in the restructuring of DEM. After discussing the restructuring with [H](...)
and myself, you can seek any advice from your advisors in the States while you are here.”
I understand and respect your sense of urgency and I want to do everything I can to keep things moving. But the reality is that I cannot come over because of my health.(..)
The apparent urgency you conveyed in your reply and my inability to be there next week led me to ask [G] ’s support and I have given him full authority to resolve whatever matters need resolved.(…)
I have given [G] my Power of Attorney in the Netherlands.”
so I am unaware of current status of the proposed restructuring, which may not necessarily be favorable to me as a minority shareholder of DEM”, en dat hij heeft besloten [G] te machtigen om zijn belangen te behartigen. Daarop heeft [H] op diezelfde dag, met kopie aan Olden en [G] , onder meer geantwoord: “
We are preparing a power point presentation about the envisaged restructuring for management and key employees. We are also waiting for an ok from the tax authorities. That might be the reason that [ [B] ] has not send you any information yet. Of course I will give [ [G] ] and [Olden] all relevant information. And please do not hesitate to call me yourself if you have any questions.”
- een presentatie van Allen & Overy over managementparticipatie bij de DEM-groep van 20 januari 2011;
- de brief aan de Belastingdienst van 5 juli 2010 met het verzoek inzake de herstructurering van DEM;
- een waarde-indicatie van de aandelen in DEM per 30 september 2010, opgesteld door Ernst & Young (EY) van 12 november 2010; en
- een conceptakte tot wijziging van de statuten van DEM van 20 januari 2011.
- uitgifte van aandelen geschiedt ingevolge een besluit van het bestuur (onder 6.1);
- aandeelhouders hebben geen voorkeursrecht op (a) aandelen van een andere soort dan de door de betreffende aandeelhouders gehouden soort en (b) aandelen die worden uitgegeven aan iemand die een voordien reeds verkregen recht tot het nemen van aandelen uitoefent (onder 6.5); en
- het voorkeursrecht kan, telkens voor een enkele uitgifte van aandelen worden beperkt of uitgesloten bij besluit van het bestuur (onder 6.6).
comparebepalingen over winst en verlies en uitkeringen (artikel 17) en over de splitsing en omzetting van aandelen waarbij het gewone aandelenkapitaal is omgezet in gewone en preferente aandelen A tot en met I. Met de omzetting en splitsing wordt een kapitaalverhoging gerealiseerd van € 26.848,79 en bedraagt het geplaatst kapitaal € 45.000, bestaande uit 4.500.000 aandelen met een nominaal bedrag van € 0,01.
Ik zie dat [A] zowel 20 procent van de prefs als van de gewone aandelen gaat houden en dat de “drempel” en de “cap” bij de uitkeringsbepalingen zijn verdwenen. Ik denk dat daardoor aan de belangrijkste bezwaren van [A] zou worden tegemoet gekomen. Ivm mijn sabbatical zal Barbara Rumora-Scheltema deze zaak waarnemen. Zij zal je nog even bellen om bevestigd te krijgen dat we het voorliggende voorstel goed begrijpen.”
Zoals zojuist besproken. Ik ga ervan uit dat het zo akkoord is. Indien er, naast de stukken die op 14 maart naar [ [A] ] werden gemaild, nog nadere stukken voor de vergadering zijn (of komen) ontvang ik die, zoals gezegd, ook graag zo spoedig mogelijk.” Daarop heeft [H] geantwoord: “
Mochten er nog aanvullende stukken komen, dan sturen we die direkt.”
Management participatie DEM Group”). In die presentatie staat dat het managementparticipatieplan erin voorziet dat
tracking stockwordt ingevoerd om managers te laten meedelen in de winst van de deelneming waaraan zij leiding geven. In de presentatie ziet de structuur van de DEM-groep er aldus uit dat JKS 80% gewone en 80% preferente aandelen houdt, dat [A] 20% gewone aandelen en 20% preferente aandelen houdt en dat aan management 20% certificaten van gewone aandelen wordt uitgegeven van nieuw uit te geven gewone aandelen van STAK tegen betaling van de koopprijs. Daarbij is onder meer toegelicht dat (i) de gewone aandelen recht geven op waardeontwikkeling, in rang na de preferente aandelen en dat de preferente aandelen recht geven op een preferente winstuitkering, maar geen recht op waardeontwikkeling, (ii) is gekozen voor de structuur met gewone aandelen en preferente aandelen om toepassing van de lucratief belang regeling van art. 3.92b Wet inkomstenbelasting 2001 te voorkomen en dat de goedkeuring van de belastingdienst is verkregen, (iii) de waardering van DEM zal plaatsvinden op basis van in de markt gangbare modellen en dat uiteindelijk één waarderingsmodel zal worden gekozen dat consistent kan worden toegepast in meerdere jaren. Ter gelegenheid van de aandeelhoudersvergadering is de preferente en nominale waarde van de vennootschap vastgesteld aan de hand van de waarde-indicatie van EY per 30 september 2010. De daarvoor gebruikte waarderingsmethode is de zogenoemde rentabiliteitswaarde-methode (hierna: RW-methode). In de presentatie zijn voorbeelden gegeven over de uitwerking van de managementparticipatie, waarbij als uitgangspunt is genomen dat participatie plaatsvindt per
“mandje” certificaten, waarbij een “
mandje” 50% certificaten bevat die “
tracken”naar de deelneming waar de manager werkzaam is en 50% certificaten bevat die “
tracken”naar alle deelnemingen. In de presentatie is voorts aan de orde geweest dat na goedkeuring van de algemene vergadering en na wijziging van de statuten, een presentatie aan het management zal worden gegeven en dat er nog geen inzicht is in de toekomstige uitgifte van aandelen. Rumora-Scheltema heeft gevraagd of bij het doorvoeren van de voorgestelde statutenwijziging sprake is van enige verwatering van het belang van [A] . [H] heeft daarop geantwoord dat bij dit voorstel geen sprake is van enige verwatering en dat [A] met deze statutenwijziging een belang van 20% blijft behouden. Rumora-Scheltema is akkoord gegaan met de voorgestelde waardering van DEM in het kader van de statutenwijziging. De notulen vermelden op dit punt: “
In verband met het ongewijzigd laten van het huidige belang van de aandeelhouders in de voorgestelde statutenwijziging en dat hierdoor geen sprake is van een wijziging van de positie van de heer [A] is mevrouw Rumora-Scheltema van mening dat de uitgevoerde waardering acceptabel is.”De voorgestelde statutenwijziging is door de algemene vergadering van aandeelhouders goedgekeurd doordat JKS als meerderheidsaandeelhouder vóór heeft gestemd. Rumora-Scheltema heeft zich namens [A] van stemming onthouden.
Het volgende agendapunt was de discussie over de management participatie. [H] lichtte toe dat het de bedoeling is dat het management gaat deelnemen in het bedrijf. De 89-11% verhouding (tussen preferente aandelen en gewone aandelen) hangt samen met de fiscale lucratief belangregeling. Indien op deze aandeelhoudersvergadering de statutenwijzing geaccordeerd zal worden, zal er een presentatie volgen voor management waarin één en ander zal worden uitgewerkt (…). Ook moet nog worden beslist wie zal kunnen participeren en voor hoeveel. Ik heb gevraagd of de fiscale ruling, die deel uitmaakte van de stukken, nog van toepassing was nu deze nog uitging van de eerder voorgestelde structuur of dat thans een nieuwe ruling moet worden aangevraagd. Naar de mening van [H] is dat niet nodig, omdat de ruling betrekking heeft op de (fiscale) behandeling van de participanten, waarvoor de verhouding tussen [A] / [B] niet relevant is. [H] merkte op dat de nieuwe structuur is gewijzigd na kennisneming van de grote bezwaren die bij [A] leefden, althans na vaststelling dat [A] niet over de eerder voorgestelde structuur wilde spreken (…). Daarop kwam de statutenwijziging aan de orde. Deze is, aldus [B] en [H] bedoeld om de management participatie mogelijk te maken. Aanvankelijk werd ook beoogd om de positie van [A] terug te brengen, maar dat is in het huidige voorstel niet langer het geval. Ik heb daarop gezegd dat wij de voorgestelde statutenwijziging zo begrijpen dat [A] en [B] dezelfde positie behouden pro rata naar het huidige aandelenbezit en dat verder geen verwatering optreedt. Als dit een juist begrip is van de voorgestelde structuur, dan zal [A] zich niet verzetten. [H] verklaarde daarop dat dat juist is en dat de statutenwijziging niets verandert in de positie van [A] . [B] voegde daaraan nog toe dat nu geen verwatering plaatsvindt (waarbij hij de nadruk legde op het woordje “nu”. Het voorstel tot wijziging van de statuten werd vervolgens in stemming gebracht. [B] stemde vóór en ik heb blanco gestemd.” (…) Gezien het feit dat [B] , die bij aanvang van de vergadering erg vijandig was, inmiddels op springen stond, achtte ik het niet opportuun om de eventuele verkoop van [A] ’s aandelen naar voren te brengen. Daarbij hield ik rekening met de eerder door Frits uitgesproken angst dat als die mededeling (over verkoop) verkeerd zou vallen, dit wel eens nadelig voor [A] zou kunnen gaan uitpakken.”
De enige wijziging is een herschikking binnen het maatschappelijk kapitaal van prefs en gewone aandelen zonder dat daarbij overigens het maatschappelijk kapitaal wordt vergroot. Daarmee wordt flexibiliteit voor de (langere) toekomst gecreëerd. Er bestaat immers nog geen voornemen nog verder preferente aandelen uit te geven. Onder het participatieplan zullen gewone aandelen worden uitgegeven.”
Mevrouw Rumora-Scheltema legt het verzoek neer bij de bestuurder van de vennootschap of de aandeelhouders geïnformeerd kunnen worden zodra het plan van uitgifte concreet is. De heer [B] geeft aan dat het bestuur van de vennootschap zich aan alle regels zal houden maar kan nog [g]een uitspraken doen of aanvullende informatie zal worden verstrekt.”
de aandelen mede in het kader van het managementparticipatieplan zijn uitgegeven”. Daarnaast heeft hij op een vraag van Olden om een toelichting te geven op de beloning van [B] als bestuurder van DEM, verwezen naar de hierboven aangehaalde brief van 17 juni 2013. Olden heeft op een opmerking van [B] over vertrouwelijkheid van informatie medegedeeld dat hij niet de garantie kan geven dat informatie niet tegen de vennootschap zal worden gebruikt. Op overige vragen van Olden heeft [B] geantwoord dat de uitgifte van aandelen en van certificaten conform de statuten plaatsvindt door de directie. Onder 7 van de notulen (“
Resultaatsbestemming 2011”) is vermeld dat [G] namens [A] opmerkt dat [A] door het niet uitkeren van dividenden wel meefinanciert aan de ontwikkeling van de vennootschap, maar niet profiteert van de toekomstige ontwikkeling. [B] heeft daarop geantwoord dat het niet uitkeren van dividend een bestendige gedragslijn is sinds de oprichting van de vennootschap en dat het bestuur niet voornemens is dit beleid te wijzigen. Vervolgens is besloten, met tegenstem van [A] , tot het reserveren van de hele jaarwinst 2011.
zoals in de presentatie is opgenomen de aandelen zijn uitgegeven aan JKS Holding en dat vervolgens aandelen zijn overgedragen aan de STAK ten behoeve van de certificering aan managers. Op dit moment wordt geen uitspraak gedaan over de aantallen en prijs per aandeel van deze transacties.”Ten aanzien van informatie over bezoldiging van [B] vermelden de notulen dat Olden bereid is om vertrouwelijk met die informatie om te gaan. Daarop is namens DEM geantwoord dat het verzoek om informatie in behandeling zal worden genomen.
tracking stock”bezit.
3.Aanmerkingen op het onderzoek
last but not least” dat het over de gehele linie schort aan een deugdelijke juridische en normatieve duiding van de feiten.
4.De inhoud van het verslag
10.1. Op 3 maart 2010 nam [A] in een brief aan de enige bestuurder van DEM, [B] , eigener beweging afscheid als actieve aandeelhouder van DEM en als feitelijk bestuurder van DEM-dochter Delphi. Hij gaf daarin tevens [B] in alle opzichten volledig mandaat (“all possible room”) om de zaken van DEM en haar dochtermaatschappijen volkomen naar eigen inzicht te behartigen. [A] zag daarbij zelfs af van alle zeggenschapsaanspraken verbonden aan zijn resterend 20%-belang in DEM en benoemde [B] daartoe als zijn zaakbehartiger:
geen verwatering betekende. Een latere emissie door het in artikel 6 van de nieuwe statuten gemandateerde bestuur van DEM in het kader van het management participatieplan, met uitsluiting van het voorkeursrecht van [A] , zou uiteraard wel tot verwatering van het gewone aandelenbezit van [A] leiden.
5.Verdere beoordeling
SHAen de
Additional SHA(zie ook hierboven onder 4.2) onder meer het volgende:
SHAen de
Additional SHAtussen de betrokken aandeelhouders zijn overeengekomen. De enkele stelling dat hij niet (meer) over een kopie beschikt en zich een en ander niet kan herinneren is daartoe onvoldoende, mede gezien de brief die hij en [B] op 1 juni 2001 aan [D] en [C] hebben gestuurd (zie hierboven onder 2.5). De Ondernemingskamer stelt derhalve vast dat [A] destijds als partij tot de
SHAen de
Additional SHAis toegetreden. Niet duidelijk is echter hoe de in die overeenkomsten neergelegde afspraken tussen de aandeelhouders precies moeten worden begrepen, waarbij ook van betekenis is hoe partijen zich in de loop der jaren jegens elkaar hebben gedragen in aanvulling op of in afwijking van de tekstuele inhoud van die overeenkomsten, waardoor daaraan - mogelijk stilzwijgend - een gewijzigde invulling is gegeven. Aan [A] moet in dat verband worden toegegeven dat een afspraak inhoudende dat de mate waarin elk van de aandeelhouders in het kapitaal van DEM zou participeren een weerspiegeling zou moeten zijn van ieders actieve betrokkenheid en daaruit voortvloeiende bijdrage aan de resultaten van de DEM-groep, niet met zo veel woorden in de
SHAis terug te vinden. In het verslag staat hierover onder 2.23.2 e.v. echter: “
Feitelijk waren alle vier de oorspronkelijke aandeelhouders vanaf de aanvang wel nauw betrokken bij de diverse operationele activiteiten van DEM, waarbij zoals gezegd [A] voornamelijk verantwoordelijk was voor uitbouw van de activiteiten van Delphi toegespitst op fondsenwerving. (…) Deze feitelijke, persoonlijke betrokkenheid, in combinatie met de regeling in de SHA over zelffinanciering en de verplichte Mandatory en Additional Contributions, (…) maken (…) het beeld van de oorspronkelijke afspraken zoals door DEM/ [B] geschetst wel aannemelijk. Indien een aandeelhouder niet meer risico in DEM wenste te lopen dan het bedrag van zijn deel in de initiële Mandatory Contribution ad NLG 1.500.000,- en hij niet bereid was nog aan additionele financiering bij te dragen, moest hij in elk geval gedogen dat zijn belang werd verwaterd doordat hij in de SHA op voorhand afzag van zijn voorkeursrecht bij nieuwe emissie van aandelen (zie art. II.3.7 SHA). (…) Maar vooral uit de (..) feitelijke gang van zaken na oprichting blijkt dat de oorspronkelijke aandeelhouders – inclusief [A] – zelf ook steeds een verband hebben gelegd tussen enerzijds hun wens om uit DEM te stappen, dan wel hun verminderde inzetbaarheid in het management van DEM enerzijds, en de omvang van hun aandelenbezit in DEM alsmede de prijs die zij van hun medeaandeelhouder(s) ontvingen voor hun aandelen bij overdracht anderzijds.”
dat de betrokkenen bij DEM, inclusief [A] zelf, van meet af aan een verband lijken te hebben gelegd tussen actieve betrokkenheid van een aandeelhouder bij het management en de omvang van diens aandelenbezit in DEM. Voor [A] zelf vormde dat verband met zoveel woorden de reden om in 2001 de SHA met [C] en [D] op te zeggen en om in 2004/2005 meer dan de helft van zijn aandelenbezit in DEM tegen een vriendenprijsje over te dragen aan [B].”
dat bij het doorvoeren van de voorgestelde statutenwijziging geen sprake was van enige verwatering (…) daarbij minstgenomen misleidend (is) te noemen”,in het licht van de bevindingen van de onderzoeker onjuist is gebleken. Die mededeling paste immers in de reeds aan Rumora-Scheltema gegeven toelichting en hield niet meer in dat er op dat moment geen verwatering van het belang van [A] zou optreden.
tot het besluit tot uitgifte en de uitgifte van aandelen aan JKS(hierboven 5.1 sub b) als volgt. [B] heeft in zijn e-mail aan [A] van 20 augustus 2010 (hierboven onder 2.15) geschreven dat de bedoeling van de herstructurering was om “
key executives in the respective subsidiaries of DEM”te laten deelnemen in de toekomstige waardeontwikkeling van DEM, maar hij noemde daarbij ook zich zelf. Opmerkelijk genoeg is dit laatste aspect niet meer belicht in het kader van de presentatie van het managementparticipatieplan en zijn daarover kennelijk geen vragen gesteld door de adviseurs van [A] , anders dan vragen die meer in zijn algemeenheid waren gericht op de uitvoering van het managementparticipatieplan. Uit de presentatie van dat plan tijdens de algemene vergadering van 30 maart 2011 valt af te leiden dat met dat plan was beoogd dat er aandelen zouden worden uitgegeven aan een nog te bepalen groep managers van de deelnemingen van DEM, die voor DEM behouden moesten blijven. Met het oog daarop zouden zij in staat worden gesteld te participeren in de toekomstige waardeontwikkeling van de DEM-groep. Dat DEM ( [B] ) onder deze groep managers in de eerste plaats [B] zelf zou verstaan - die reeds 80% van de aandelen hield en van wie naar mag worden aangenomen niet te verwachten viel dat hij elders zou gaan werken -, is daarmee niet te verenigen. In een intern memo (“
Toekenning aandelen management”)van 4 januari 2012, dat bij [A] op dat moment niet bekend was, staat: “
Het bestuur van de vennootschap heeft besloten tot uitgifte van (…) in totaal 1.665.000 gewone aandelen. Deze uitgifte is een beloning voor de geleverde prestaties tot 2012 alsmede een incentive voor het realiseren van vastgestelde doelstellingen voor Hans [B] .Ter terechtzitting heeft [B] bevestigd dat hij het mede gezien zijn inspanningen om uit een conflict met KPN te geraken, op zijn plaats vond dat de aandelen aan hem in het kader van het managementparticipatieplan werden uitgegeven. Wat daarvan ook zij: [B] had deze visie aan [A] kenbaar moeten maken in antwoord op de vragen die zijn gesteld over de uitvoering van het managementplan. De omstandigheid dat Rumora–Scheltema niet op een concrete toezegging om informatie over de uitvoering van het managementparticipatieplan heeft aangedrongen (zie hierboven 0nder 2.32 en 2.33) doet daaraan niet af omdat zij op grond van de op haar vragen verstrekte informatie redelijkerwijs geen rekening ermee behoefde te houden dat het belang van [A] ook in verhouding tot dat van JKS zou verwateren. Daar komt bij dat die emissie een omvang had van 1.665.000 aandelen en dat daarmee een forse verwatering van [A] van 20% naar 4,58% optrad. In relatie tot de uitvoering van het managementparticipatieplan conform de kennelijke opzet van dat plan waarbij op 28 november 2014 60.000 aandelen en op 8 september 2015 178.035 gewone aandelen aan STAK zijn overgedragen, kan die verwatering disproportioneel worden genoemd. Dat [A] in het kader van het managementparticipatieplan - zoals dat aan hem was gepresenteerd - had ingestemd met de uitsluiting van het voorkeursrecht en met de bevoegdheid van het bestuur om tot emissie over te gaan, laat onverlet dat [B] zich de vraag had moeten stellen of de (mate van) verwatering ten opzichte van [A] verantwoord en proportioneel was. Dit klemt te meer nu er een belangenconflict bestond omdat [B] als enig bestuurder van DEM (indirect) aan zichzelf de aandelen heeft uitgegeven. Juist omdat [B] de bevoegdheid had gekregen – en daarmee het vertrouwen – om zelfstandig te besluiten om tot uitgifte over te gaan had hij ten opzichte van de enige andere aandeelhouder zorgvuldiger met die bevoegdheid dienen om te gaan. Hij heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van die bevoegdheid oneigenlijk gebruik gemaakt. Dat zoals de onderzoeker schrijft, het handelen van [B] in het licht van de toegenomen animositeit tussen de beide aandeelhouders en het tussen DEM en [A] ontstane geschil over de beslaglegging wellicht begrijpelijk zou zijn, doet daaraan niet af. Het emissiebesluit van 16 januari 2012 had derhalve in deze vorm niet genomen mogen worden zonder dat [A] daarvan van te voren op de hoogte was gesteld. De conclusie luidt dat er wanbeleid was van DEM.
het dividendbeleid van DEM(hierboven onder 5.1 sub c) in de kern aangevoerd dat pas na de emissie is overgegaan tot het uitkeren van dividend, dat niet valt in te zien dat de dividenduitkeringen in 2013 en 2014 eenmalig zouden zijn mede omdat het de bedoeling is van het managementparticipatieplan dat deelnemende managers regelmatig dividend zullen ontvangen. Volgens [A] is deze gang van zaken, als gevolg van de voor zijn aandelenbezit opgetreden verwatering, voor hem uiterst nadelig.
stelselmatig heeft nagelaten jaarrekeningen openbaar te maken(hierboven onder 5.1 sub d) en dat zij in dat opzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen heeft voldaan. De onderzoeker komt tot diezelfde conclusie. In het verslag staat hierover onder meer:
de lening aan BACS(hierboven onder 5.1 sub e) in de kern gesteld dat [A] had moeten worden geïnformeerd over die lening mede gezien het feit dat [B] /JKS de enige was die zou delen in de winst van BACS en daarmee een evident belangenconflict had.
de informatie over de bezoldiging van [B] als bestuurder van DEM(zie hierboven 5.1 sub f) overweegt de Ondernemingskamer het volgende. Olden heeft bij brief van 17 mei 2013 (hierboven onder 2.39) om informatie over die bezoldiging verzocht. Het gebrek aan duidelijkheid op dit punt is aan de orde geweest tijdens de algemene vergadering van 26 juni 2013 (hierboven 2.41). Nadat tijdens de algemene vergadering van 12 maart 2014 door Olden is toegezegd dat vertrouwelijk met die informatie zal worden omgegaan (hierboven 2.46) heeft DEM op 28 november 2014 alsnog volledige inzage gegeven in de bezoldiging van [B] . De onderzoeker heeft enige rechtsgeleerde beschouwingen gewijd aan de vraag of er een verplichting bestaat van DEM om informatie aan [A] te verschaffen over de bezoldiging van [B] nu [B] die bezoldiging ontving van de dochterondernemingen van DEM. Wat daarvan ook zij, naar het oordeel van de Ondernemingskamer is er op dit punt geen wanbeleid van DEM nu er volledig inzage is gegeven binnen de onderzoeksperiode na de toezegging dat vertrouwelijk met de gegeven informatie zal worden omgegaan en er geen materiele bezwaren tegen die bezoldiging zijn aangevoerd.