ECLI:NL:GHAMS:2018:4494
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Valse identiteitsdocumenten en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in asielzaken
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Iran, had een identiteitsbewijs aangevraagd op basis van valse persoonsgegevens. De zaak draait om de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, gezien haar asielstatus en de toepassing van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. De verdachte had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvraag was afgewezen. Ondanks dat zij in Nederland verbleef met een verblijfsvergunning en het Nederlanderschap, werd haar verweten dat zij een valse aangifte had gedaan van vermissing van haar paspoort en een identiteitsbewijs had aangevraagd op basis van valse gegevens. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet kon worden toegewezen, omdat zij geen valse gegevens had aangewend in het kader van haar vlucht. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op de valse aangifte, maar achtte het wel bewezen dat zij een identiteitsbewijs had doen verstrekken op basis van valse persoonsgegevens. Gezien de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen.