ECLI:NL:GHAMS:2018:4491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
23-003037-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van verduistering van een zonnebril

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering van een zonnebril, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 september 2018 heeft het hof de verklaringen van de aangever, de verdachte en getuigen gehoord. De aangever had de zonnebril aan de verdachte gegeven om te passen, maar er ontstond onduidelijkheid over wat er daarna met de zonnebril is gebeurd. De verklaringen van de betrokkenen verschilden zodanig dat het hof niet kon vaststellen wat de feitelijke gang van zaken was. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de verduistering van de zonnebril. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij het hof oordeelde dat er geen opzet of vooropgezet plan was om de zonnebril te verduisteren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003037-17
Datum uitspraak: 18 september 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-689393-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een zonnebril (merk Dolce & Gabanna), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit de verklaringen van de aangever [naam], van de verdachte en van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat [naam] de zonnebril aan de verdachte heeft gegeven, zodat hij deze kon passen. Over hetgeen nadien is gebeurd lopen de voornoemde verklaringen zodanig uiteen dat het hof op basis van de stukken in het dossier niet kan vaststellen wat de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de zonnebril vervolgens is geweest.
Vast staat dat aangever deze – kostbare – zonnebril, die hij van zijn nichtje had geleend, niet heeft terug gekregen. Dat de verdachte de zonnebril heeft verduisterd, zoals ten laste gelegd, kan niet worden bewezen, reeds omdat niet kan worden vastgesteld dat hij zich de zonnebril heeft toegeëigend. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen is van belang dat uit het dossier niet blijkt van een vooropgezet plan om de zonnebril te verduisteren. Het hof is dan ook van oordeel dat op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep niet is komen vast te staan dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de zonnebril.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. G. Oldekamp en mr. V. Mul, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 september 2018.