In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van diefstal door middel van braak uit een personenauto op 2 november 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van geldbedragen en goederen, waaronder een pakje sigaretten en kauwgom, toebehorende aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, waarbij hij de toegang tot de auto had verkregen door een deur te forceren. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een gevangenisstraf van zes weken op, die voorwaardelijk werd opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor diefstal, wat in zijn nadeel weegt. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof hanteerde daarbij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.