ECLI:NL:GHAMS:2018:4473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
23-002565-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de straf en bijzondere voorwaarde meldplicht in winkeldiefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1952, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had een strafblad. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve de opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist, met een proeftijd van twee jaren en een meldplicht bij de reclassering. De raadsman stelde voor om een geldboete op te leggen, maar het hof oordeelde dat dit niet recht deed aan de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte.

Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal, wat overlast veroorzaakte voor de benadeelde winkelhouder. De verdachte verkeerde in een moeilijke levensfase, was dakloos en had problemen met alcoholgebruik. Het hof besloot om een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren op te leggen, met een proeftijd van twee jaren, en stelde als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moest melden bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering. Het hof gaf deze instellingen de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte te begeleiden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2018.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002565-17
Datum uitspraak: 16 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer
15-071004-17 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
postadres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een plicht zich te melden bij de reclassering.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen. Subsidiair heeft hij verzocht een andere voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van één jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde een meldplicht of reclasseringstoezicht kunnen worden gesteld
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Een feit als het onderhavige veroorzaakt bovendien overlast voor de benadeelde winkelhouder.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, in het bijzonder twee maal wegens winkeldiefstal tot kortdurende gevangenisstraffen. De omstandigheid dat de verdachte uit één en ander geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals in eerste aanleg is opgelegd. Het hof zal daartoe in dit bijzondere geval evenwel niet overgaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte – naar zijn zeggen in het verleden een succesvol zakenman – zich ten tijde van het bewezenverklaarde feit in een moeilijke levensfase bevond. Hij was dakloos geraakt en had geen (toereikende) inkomsten of dagbesteding. Daarnaast bestonden er aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik.
Op dit moment heeft de verdachte werk en een onderkomen en is hij doende oplossingen te vinden voor zijn schuldenlast. Verder is uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de verdachte open staat voor enige begeleiding bij de hantering van alcohol. Het hof acht dit zinvol en zal bij de op te leggen voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde stellen dat hij zich gedurende de proeftijd moet melden bij Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht en zo weinig frequent als verantwoord is met het oog op het hulpverleningskader.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Nu ongewis is of de verdachte zijn leven binnen één jaar op orde weet te krijgen, ziet het hof, anders dan de raadsman, aanleiding een proeftijd van twee jaren vast te stellen. Het voorstel van de raadsman om een (voorwaardelijke) geldboete op te leggen vindt het hof te zeer voorbijgaan aan de ernst van het bewezenverklaarde en (vooral) aan het strafblad van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht en zo weinig frequent als verantwoord is met het oog op het hulpverleningskader.
Geeft Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2018.