ECLI:NL:GHAMS:2018:4456
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet ontvankelijkheid in hoger beroep door ontbreken van gronden in beroepschrift
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2018, waarin een partneralimentatie was vastgesteld. De man heeft op 16 april 2018 hoger beroep ingesteld, maar zijn beroepschrift bevatte geen gronden. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof overweegt dat volgens de artikelen 359 juncto 278, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het hoger beroepschrift de gronden waarop het berust moet vermelden. Het hof concludeert dat de man niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij verzuimd heeft gronden aan te voeren binnen de gestelde termijn. Het hof wijst de verzoeken van de vrouw toe en veroordeelt de man in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 318,- aan verschotten en € 1.086,- aan salaris advocaat. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter op 4 december 2018.