Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [de man] (hierna: de man), bijgestaan door mr. J.M. Neervoort;
- de vrouw, bijgestaan door mr. A.W. Hoogland.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot kinderalimentatie. De bewindvoerder van de man, die onder bewind staat, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de man werd verplicht een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. De man heeft drie kinderen, geboren in 2003, 2006 en 2010, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank had bepaald dat de man € 107,- per kind per maand moest betalen, met ingang van 17 mei 2017. De bewindvoerder betwistte de draagkracht van de man en verzocht om vernietiging van de beschikking, terwijl de vrouw de bewindvoerder niet-ontvankelijk wilde verklaren en de eerdere beschikking wilde laten bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2018 is de man, bijgestaan door zijn advocaat, verschenen, maar de bewindvoerder was niet aanwezig. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Het hof overwoog dat de man, ondanks zijn schulden en het feit dat hij onder bewind staat, een netto maandinkomen heeft dat voldoende is om een minimale bijdrage van € 25,- per maand per gezin te voldoen. Het hof heeft geoordeeld dat de bewindvoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de man niet in staat is om deze bijdrage te betalen.
Uiteindelijk heeft het hof de eerdere beschikking vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 30 juni 2017 een bijdrage van € 25,- per maand per gezin zal betalen. Tevens is bepaald dat de vrouw geen terugbetaling hoeft te doen voor eventuele hogere betalingen die de man in de tussenliggende periode heeft gedaan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.