In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van poging tot diefstal met braak uit een auto, specifiek een Kia Cerato, in de periode van 27 januari 2017 tot en met 1 februari 2017 te Haarlem. De verdachte had een ruit van de auto ingeslagen en probeerde goederen te stelen die toebehoorden aan een ander. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 januari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, maar na het onderhavige feit niet opnieuw in aanraking met justitie is gekomen. De verdachte heeft spijt betuigd en verzocht om een alternatieve straf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de wens om zijn leven een positieve wending te geven.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de jonge leeftijd van de verdachte. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.