ECLI:NL:GHAMS:2018:441

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
23-003051-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake diefstal van een lokfiets met aanvulling van gronden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor diefstal van een lokfiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor de diefstal zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en dat de vordering van de benadeelde partij zou worden toegewezen. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van het vonnis gedeeltelijk terzijde gesteld en nieuwe overwegingen toegevoegd. Het hof oordeelde dat de verdachte de fiets had gestolen, omdat hij kort na het in beweging komen van de lokfiets werd aangetroffen op de fiets. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het in bezit hebben van de fiets en het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte vrijgesproken moest worden. Het hof concludeerde dat de verdachte de fiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. De enkele stelling van de raadsman dat de verdachte nu vrijwilligerswerk doet en een uitkering ontvangt, was voor het hof onvoldoende aanleiding om een andere straf op te leggen dan de politierechter had gedaan. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de nieuwe overwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003051-17
datum uitspraak: 22 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-111130-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof
1. de in het vonnis onder 2.1 opgenomen bewijsoverweging terzijde stelt en daarvoor in de plaats het volgende overweegt:
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met braak. De verdachte is weliswaar op een gestolen fiets aangetroffen, maar dit sluit niet uit dat een ander deze diefstal heeft gepleegd. De verdachte stelt dat hij het slot niet heeft opengebroken. Nu er geen bewijs is dat de verdachte zich de fiets wederrechtelijk heeft toegeëigend, kan hoogstens sprake zijn van joyriding, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 16 juni 2017 omstreeks 17.30 uur heeft de politie een fiets (merk Cortina type U4) voorzien van een track & trace systeem in een fietsenrek op de openbare weg, de Hemonystraat te Amsterdam geplaatst. Deze zogenoemde lokfiets werd afgesloten en onbeschadigd achtergelaten.
Op 20 juni 2017 om 5.09 uur ging het bewegingsalarm van de fiets af en om 5.12 uur werd met de fiets snelheid gemaakt. De fiets bleef in beweging en verplaatste zich naar de Oosterparkstraat, waar de verdachte om 5.18 uur rijdend op deze fiets werd aangehouden.
Gelet op de korte tijd tussen het in beweging komen van de lokfiets (5.12 uur) en het aantreffen van de verdachte rijdend op deze fiets (5.18 uur), alsmede op de omstandigheid dat de fiets tussen deze tijdstippen voortdurend in beweging is geweest, dient het ervoor te worden gehouden dat de verdachte degene is geweest die de fiets heeft gestolen en het slot heeft opengebroken. Dit kan anders zijn indien de verdachte voor de herkomst van de fiets een aannemelijke verklaring geeft. De verdachte heeft echter slechts verklaard dat hij de fiets ‘ergens’ had meegenomen.
Ook overigens ontbreekt iedere aanwijzing dat de fiets door iemand anders zou zijn gestolen, dan wel dat een ander dan de verdachte het slot heeft opengebroken. Het enkele feit dat het slot niet door de politie is aangetroffen acht het hof daarvoor onvoldoende, nu de verdachte de mogelijkheid heeft gehad zich van dat slot te ontdoen. De verdachte heeft met zijn handelen de fiets aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en daarover als heer en meester beschikt. Naar het oordeel van het hof is de fiets aldus met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen.
Het hof acht het door de raadsman geschetste alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk en verwerpt het verweer;
2. het in het vonnis onder 4. opgenomen bewijsmiddel niet overneemt;
3. aan de in het vonnis opgenomen wetsartikelen toevoegt: artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
4. bij het bepalen van de op te leggen straf heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 december 2017;
5. de in het vonnis onder 6. opgenomen strafmotivering aanvult als volgt:
De enkele, niet met stukken onderbouwde, stelling van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep dat de verdachte thans een uitkering heeft en vrijwilligerswerk doet, geeft het hof onvoldoende aanleiding de verdachte een andere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R. Veldhuisen en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 januari 2018.
[…]