ECLI:NL:GHAMS:2018:441
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake diefstal van een lokfiets met aanvulling van gronden
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor diefstal van een lokfiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor de diefstal zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en dat de vordering van de benadeelde partij zou worden toegewezen. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van het vonnis gedeeltelijk terzijde gesteld en nieuwe overwegingen toegevoegd. Het hof oordeelde dat de verdachte de fiets had gestolen, omdat hij kort na het in beweging komen van de lokfiets werd aangetroffen op de fiets. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het in bezit hebben van de fiets en het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte vrijgesproken moest worden. Het hof concludeerde dat de verdachte de fiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. De enkele stelling van de raadsman dat de verdachte nu vrijwilligerswerk doet en een uitkering ontvangt, was voor het hof onvoldoende aanleiding om een andere straf op te leggen dan de politierechter had gedaan. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de nieuwe overwegingen.