ECLI:NL:GHAMS:2018:4408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
23-004515-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een rolkoffer te Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, was in eerste aanleg veroordeeld voor opzetheling van een rolkoffer, een armband, een ring en een iPhone. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de opzetheling van de armband, de ring en de iPhone, en het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor deze vrijspraken, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De tenlastelegging betrof de diefstal van een rolkoffer op 31 augustus 2017 te Schiphol, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte had de rolkoffer gekocht van een onbekende man op straat in Rotterdam voor € 20, terwijl het prijskaartje aangaf dat de koffer € 105 kostte. Het hof oordeelde dat de rolkoffer, gezien het prijskaartje, uit een misdrijf afkomstig moest zijn. De raadsman had vrijspraak bepleit, maar het hof verwierp dit verweer en achtte de opzetheling wettig en overtuigend bewezen.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde en verklaarde het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar. Gezien de relatief geringe ernst van het feit en de ISD-maatregel die aan de verdachte was opgelegd in een andere zaak, werd er geen straf of maatregel opgelegd. Het hof gelastte de bewaring van de rolkoffer ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004515-17
datum uitspraak: 13 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-170114-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hof leest het subsidiair ten laste gelegde aldus dat de daarin opgenomen strafbare feiten – kort gezegd de opzetheling van een rolkoffer, een armband, een ring en/of een IPhone – cumulatief zijn ten laste gelegd.
De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van de opzetheling van de armband, de ring en de IPhone. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover nog inhoudelijk aan de orde, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rolkoffer (merk Enrico Benetti), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een goed te weten een rol koffer (merk Enrico Benetti) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsconstructie komt.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet bewezen is hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet vastgesteld kan worden dat de koffer een door een misdrijf verkregen goed betrof.
De advocaat-generaal heeft dit gemotiveerd bestreden en zich op het standpunt gesteld dat de opzetheling van de rolkoffer wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de verdachte is een zwarte rolkoffer aangetroffen. Aan de koffer hing een prijskaartje waarop stond dat het goed € 105,- kostte. Volgens de verdachte heeft hij de koffer voor € 20,- gekocht van iemand op straat in Rotterdam. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat een goed waaraan nog een prijskaartje/label zit en dat voor een groot prijsverschil door een onbekende man op straat te koop wordt aangeboden, uit een misdrijf afkomstig is. Het verweer wordt daarom verworpen.

Voorwaardelijk verzoek

Het hof wijst het verzoek tot het horen van de aangever [naam] af nu dit, gelet op hetgeen de raadsman hieraan ten grondslag heeft gelegd en gezien de inhoud van de hierna volgende bewijsmiddelen, niet noodzakelijk wordt geacht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een rolkoffer voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aanhouding van 31 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in als
mededelingvan voornoemde
verbalisant, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 31 augustus 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zag ik dat [verdachte], geboren [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] een rolkoffer bij zich had, waaraan nog een prijskaartje hing.
2. Een proces-verbaal van verhoor van 31 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in als
verklaring van de verdachte, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was vandaag op Schiphol. Ik heb de rolkoffer gekocht van iemand op straat in Rotterdam voor € 20. Aan de rolkoffer zat nog een prijskaartje. U houdt mij voor dat volgens het prijskaartje de koffer € 105 was. De prijs is € 105, ik betaalde € 20, goed voor mij. Het maakt mij niks uit of het gestolen is of niet. Als ik het mooi vind, dan koop ik het.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van art. 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, omdat aan de verdachte inmiddels in een andere strafzaak de ISD-maatregel is opgelegd.
Hoewel het hof, gelet op het voorgaande de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend acht, ziet het in de omstandigheid dat op 27 februari 2018 in de zaak met parketnummer 13-684515-17 bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis de ISD-maatregel aan de verdachte is opgelegd, en de relatief geringe ernst van het feit in aanmerking genomen, aanleiding in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling van een armband, een ring en een IPhone.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Tas (goednummer 17-076625-5)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2018.