ECLI:NL:GHAMS:2018:4407

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
23-002477-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsbeneming en bedreiging van medewerkers woningbouwvereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was aangeklaagd voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van drie medewerkers van een woningbouwvereniging op 9 december 2015. De verdachte had zich op die dag naar het kantoor van de woningbouwvereniging begeven om een conflict te bespreken, maar blokkeerde de deur van de spreekkamer en verhinderde de medewerkers om te vertrekken. Hij zou daarbij dreigende woorden hebben geuit, waaronder de uitspraak dat hij een bloedbad zou aanrichten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar de advocaat-generaal vorderde eenzelfde straf in hoger beroep. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 120 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de psychische problemen van de verdachte, die naar aanleiding van de gebeurtenissen in behandeling was gegaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002477-17
datum uitspraak: 27 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-659032-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 09 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door voor de deur van een spreekkamer (in een bedrijfspand aan de [adres 2]) te gaan staan, waarin hij, verdachte en voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] die spreekkamer niet konden verlaten en/of daarbij de woorden toe te voegen: "Jullie mogen er niet uit" en/of door voornoemde [slachtoffer 1] naar achteren te duwen.
2:
hij op of omstreeks 09 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga een bloedbad aanrichten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij zijn armen in een positie te houden waarbij het leek alsof hij, verdachte, een geweer in zijn handen had en/of daarbij een zwaaiende beweging van links naar rechts te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor beide ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De aangevers hebben niet aan de verdachte gevraagd of ze de kamer mochten verlaten.
De verdachte had aan een dergelijk verzoek met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk gehoor gegeven. Derhalve is het bestanddeel “niet kunnen verlaten “ niet onomstotelijk te bewijzen, zodat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdachte ten stelligste ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Bovendien is de gestelde bedreiging niet van dien aard of onder zodanige omstandigheden gedaan dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat het gevolg zou intreden.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Op 5 november 2015 heeft de verdachte een brief van de Sociale Verzekeringsbank ontvangen met het bericht dat hij mogelijk zijn kinderbijslag zou verliezen, omdat zijn woningbouwvereniging ([naam vereniging]) had gemeld dat hij met zijn partner in Marokko zou wonen. Naar aanleiding van deze brief is de verdachte op 9 december 2015 naar het kantoor van [naam vereniging] gegaan. Daar is hij met drie medewerkers, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een spreekkamer ingegaan om het conflict te bespreken. Volgens [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] was de verdachte boos en mochten zij van hem de kamer niet verlaten. De verdachte ging zodanig staan dat hij de enige deur in het vertrek blokkeerde. Hij pakte de deurklink stevig vast en duwde [slachtoffer 1] naar achteren. Ook schreeuwde de verdachte dat hij een bloedbad zou aanrichten, hetgeen blijkens de door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen bij hen angst heeft veroorzaakt. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, nu deze zowel innerlijk als ten opzichte van elkaar consistent zijn. Bovendien vinden deze verklaringen ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bevestiging in de verklaring van de getuige [getuige]. Hij verklaarde dat het hem niet lukte die kamer in te gaan, omdat de deur werd tegengehouden. Tenslotte heeft de ter plaatse gekomen politieambtenaar [verbalisant] ten aanzien van de bedreiging gehoord dat de verdachte verklaarde dat hij had gezegd dat hij hier een bloedbad zou aanrichten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 9 december 2015 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door voor de deur van een spreekkamer (in een bedrijfspand aan de [adres 2]) te gaan staan, waarin hij, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden, waardoor [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die spreekkamer niet konden verlaten en daarbij de woorden toe te voegen: "Jullie mogen er niet uit" en door [slachtoffer 1] naar achteren te duwen.
2:
hij op 9 december 2015 te Amsterdam [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga een bloedbad aanrichten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging van drie medewerkers van een woningbouwvereniging. Hij heeft de slachtoffers belet een spreekkamer te verlaten en hij heeft hen bedreigd door te schreeuwen dat hij een bloedbad zou aanrichten. Door aldus te handelen heeft hij niet alleen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, maar hen bovendien vrees aangejaagd.
Het hof gaat ervan uit dat het handelen van de verdachte een door emoties ingegeven incident betreft, welke emoties zijn ontstaan doordat de woningbouwvereniging onjuiste informatie aan de Sociale Verzekeringsbank zou hebben verstrekt met mogelijk verstrekkende gevolgen voor hem en zijn gezin. Uit een brief van 5 januari 2016 van psychiater [naam] blijkt dat de verdachte kort na de bewezenverklaarde feiten in behandeling is gegaan bij Acuut Behandel Team Noord wegens toename van psychotische klachten. Er lijkt sprake te zijn van een langer bestaande psychose in het kader van schizofrenie van het ongediffentieerde type dan wel het paranoïde type.
Het hof zal er in het voordeel van de verdachte rekening mee houden dat de beschreven psychiatrische problematiek waarschijnlijk een rol heeft gespeeld bij het handelen van de verdachte hoewel het hof niet heeft kunnen vaststellen in welke mate dit het geval zal zijn geweest.
Op grond van het bovenstaande en gezien het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 september 2018 niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, acht het hof een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2018.