ECLI:NL:GHAMS:2018:4406

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
23-004213-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het onttrekken van haar minderjarige dochter aan het wettig gezag en van wederspannigheid tegen een politieambtenaar. De feiten vonden plaats op 19 juli 2016 te Heiloo, waar de verdachte haar dochter, die onder toezicht stond van haar grootouders, in haar auto meenam zonder toestemming. De verdachte verklaarde dat ze haar dochter wilde meenemen om te praten over een nieuw pleeggezin en dat ze van plan was haar daarna terug te brengen. Het hof was niet overtuigd van het opzet van de verdachte om haar dochter te onttrekken aan het gezag, en sprak haar vrij van de tenlastelegging van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Wat betreft de beschuldiging van wederspannigheid, oordeelde het hof dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de politieambtenaar door zich los te rukken toen deze haar wilde aanhouden. Het hof achtte dit wettig en overtuigend bewezen, maar besloot geen straf op te leggen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De vordering van de benadeelde partij, de politieambtenaar, tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij schade had geleden door het handelen van de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar verklaarde het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeerde dit als wederspannigheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004213-17
datum uitspraak: 27 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-150262-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
zij op of omstreeks 19 juli 2016 te Heiloo, althans in Nederland, opzettelijk (een) minderjarige(n), te weten [naam], geboren op [geboortedatum], heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende (te weten de grootouders), immers heeft verdachte (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van naam die grootouders) die minderjarige [naam] in een auto heeft meegenomen (en aldus voornoemde minderjarige(n) buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die grootouders gebracht en/of gehouden)
1. subsidiair:
zij op of omstreeks 19 juli 2016 te Heiloo opzettelijk [naam] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft zij, verdachte die [naam] in een auto althans anderszins mee genomen terwijl dit haar bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland was verboden in elk geval [naam] had ontrokken aan het toezicht van haar grootouders als genoemd in de beschikking met zaak gegevens C/15/240727/JU RK 16-452;
2 primair:
zij op of omstreeks 19 juli 2016 te Heiloo [verbalisant], ambtenaar van politie Noord-Holland heeft mishandeld door zich een of meer malen los te rukken op het moment dat die [verbalisant] haar vast had en/of die [verbalisant] een of meer malen in zijn (rechter)pols/hand/arm heeft gebeten;
2 subsidiair:
zij op of omstreeks 19 juli 2016 te Heiloo, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ambtenaar van politie te Noord-Holland, door zich een of meerdere malen los te rukken op het moment dat die [verbalisant] haar vast had en/of die [verbalisant] een of meermalen in zijn (rechter)pols/had/arm heeft gebeten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde

Ten tijde van het feit was [naam], de 11-jarige dochter van de verdachte bij beschikking van 23 maart 2016 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Zij woonde bij haar grootouders (de ouders van de verdachte), die het opzicht over [naam] uitoefenden. De verdachte, die wel het ouderlijk gezag uitoefende, bezocht [naam] vaak en had met haar ouders afgesproken dat zij [naam] dan ook kon meenemen, mits van te voren aangekondigd. Tijdens een bezoek op 19 juli 2016 hoorde de verdachte dat [naam] misschien bij een ander pleeggezin ondergebracht zou worden. Zij was daarover niet geraadpleegd en heeft [naam] toen in haar auto meegenomen. Haar vader heeft tevergeefs geprobeerd dat te beletten.
De verdachte heeft verklaard dat zij [naam] meenam om met het kind en de vader te praten over een nieuw pleeggezin en dat ze [naam] daarna terug wilde brengen naar de grootouders. Gelet hierop is het hof er niet van overtuigd dat zij het opzet had haar minderjarige dochter te onttrekken aan het aan het over haar gestelde opzicht als bedoeld in de tenlastelegging. Zij zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Nu de gedragingen van de verdachte, mede gelet op het voorgaande, evenmin kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijke vrijheidsberoving, wordt zij tevens vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.

Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel, dat niet is bewezen dat de verdachte de politieambtenaar [verbalisant] heeft gebeten en evenmin kan het losrukken van de verdachte als mishandeling worden aangemerkt. Dit leidt ertoe dat de verdachte ook van het onder feit 2 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

Bewijsoverweging van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Dat zij geprobeerd heeft zich los te rukken is onvoldoende om te spreken van verzet.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2016 blijkt onder meer dat de politieambtenaar [verbalisant] de rechterhand van de verdachte heeft vastgepakt om haar aan te houden en te boeien. Vervolgens heeft de verdachte haar rechterhand losgerukt.
In het begrip losrukken in de hiervoor aangegeven context ligt besloten dat sprake is van geweld in de zin van de tenlastelegging. Het hof acht dan ook, anders dan de raadsvrouw, het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 19 juli 2016 te Heiloo zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ambtenaar van politie te Noord-Holland, door zich los te rukken op het moment dat die [verbalisant] haar vast had.
Hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a Sr

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg voor het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsvrouw heeft verzocht toepassing te geven aan artikel 9a Sr, of een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep enerzijds gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Door op deze manier te handelen heeft zij een politieambtenaar belemmerd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak, die respect verdient, zodat in beginsel dit gedrag van de verdachte bestraft dient te worden.
Anderzijds is het hof van oordeel dat het feit is begaan in uitzonderlijke omstandigheden. De verdachte was met haar dochter op een station en zag zich -voor haar onverhoeds- geconfronteerd met politieoptreden, waarbij zij van haar dochter werd gescheiden. Het hof ziet hierin aanleiding van bedoeld uitgangspunt af te wijken en acht het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte, bestaande uit het losrukken, rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2018.