ECLI:NL:GHAMS:2018:440

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
23-003116-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld tijdens evenement in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor zakkenrollerij en werd beschuldigd van diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof twee diefstallen op 6 augustus 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte gebruik maakte van de 'voetbaltruc' om portemonnees van buitenlandse toeristen te stelen. Bij één van de diefstallen werd geweld gebruikt tegen een verbalisant die de verdachte wilde aanhouden. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van geweld tegen een van de slachtoffers, maar heeft de diefstal met geweld tegen de verbalisant wel bewezen verklaard. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een straf van 8 maanden geëist. Het hof heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht genoemd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003116-17
datum uitspraak: 7 februari 2018
VERSTEK (niet gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702325-17 tegen de verdachte
opgeroepen als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zich ook noemende:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
blijkens de informatiestaat SKDB-persoon bekend onder V-nummer [nummer 1] en
SKN-nummer [nummer 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 06 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of verbalisant [verbalisant] (agent van de politie eenheid Amsterdam), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] met kracht tussen de benen heeft geschopt en/of zich met kracht uit de greep van verbalisant [verbalisant] heeft los gerukt en/of (vervolgens) is weg gerend;
2 primair:
hij op of omstreeks 06 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 06 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een portemonnee, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, dicht op voornoemde [slachtoffer 2] is gaan staan en/of zijn, verdachtes arm over de schouder van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geplaatst en/of met kracht tussen de benen van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of met zijn, verdachtes hand in de broekzak van die [slachtoffer 2] is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde

Anders dan de politierechter en het openbaar ministerie acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorafgaand aan en tijdens de hem onder 1 ten laste gelegde diefstal geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]. Het hof zal de verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 6 augustus 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen verbalisant [verbalisant] , agent van de politie eenheid Amsterdam, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, zich met kracht uit de greep van verbalisant [verbalisant] heeft losgerukt;
2 primair:
hij op 6 augustus 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 2] .
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. De diefstallen vonden plaats tijdens een feestelijk evenement in het centrum van Amsterdam en de slachtoffers waren in beide gevallen buitenlandse toeristen bij wie de verdachte de zogeheten voetbaltruc toepaste. Bij één van de diefstallen heeft de verdachte bovendien geweld gebruikt tegen een politieambtenaar die hem wilde aanhouden door zich met kracht los te rukken uit diens greep.
Dergelijke diefstallen zijn hinderlijke feiten, die voor overlast zorgen en – zeker als deze gepaard gaan met geweld – bijdragen aan de gevoelens van onveiligheid van bewoners en bezoekers van de stad.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2018 eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van zakkenrollerij tot een korte vrijheidsbenemende straf. Omdat hij daaruit kennelijk geen lering heeft getrokken én gelet op de ernst van de thans bewezen feiten, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de omvang daarvan verder gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof ziet in hetgeen door de advocaat-generaal naar voren is gebracht geen aanleiding aan de verdachte een nog hogere straf op te leggen. Het hof ziet, anders dan de politierechter, voorts geen reden om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm te gieten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 februari 2018.
[…]