ECLI:NL:GHAMS:2018:439

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
23-003069-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het bewerken en aanwezig hebben van hennep en GHB, en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft in hoger beroep een onbeperkt beroep ingesteld, wat ook betrekking had op de vrijspraken. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de vrijspraken, conform artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering.

De zaak betreft de tenlastelegging van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en GHB, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De verdachte werd op 17 november 2016 in Burgerbrug aangetroffen met 208 hennepplanten en een semi-automatisch pistool. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennep in de schuur naast de caravan waar hij verbleef, en dat hij beschikkingsmacht had over het vuurwapen.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het ging om de bewezenverklaring en kwam tot een andere conclusie. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlasteleggingen, maar het hof achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003069-17
datum uitspraak: 7 februari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-800486-16 (zaak A) en 15-700091-17 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos, te Heerhugowaard.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak B onder 1 en 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd, voor zover thans nog aan de orde:
Zaak A:1:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 208 hennepplanten en/of een (grote) hoeveelheid hennepplantendelen, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, een wapen van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (wapennummer C-264026), voorhanden heeft gehad;
Zaak B:2:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank, alsook omdat de rechtbank het bij dat vonnis in zaak B onder 2 bewezenverklaarde ten onrechte heeft gekwalificeerd als opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet (in plaats van artikel 2 onder C van die wet).

Partiële vrijspraak

Anders dan de rechtbank en het openbaar ministerie acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 tenlastegelegde
tezamen en in vereniging met anderenheeft gepleegd. De verdachte wordt dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen in zaak A

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Door en namens de verdachte is betwist dat hij wist dat (ook) in de schuur naast de caravan waar de verdachte werd aangetroffen hennep lag. De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte daarom vrij te spreken van het aanwezig hebben van die partij hennep.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 17 november 2016 trof de politie in een caravan in Burgerbrug en in de naastgelegen schuur in totaal 208 hennepplanten en een aantal hennepplantendelen aan. De verdachte was op dat moment in de caravan aanwezig, samen met zijn vriendin [naam]. Een aantal plekken in de caravan was ingericht als zit-/werkplek om hennep te verwerken. Op deze werkplekken lagen geknipte hennepstengels, schaartjes en kunststof kratjes met henneptoppen.
In de schuur, die dicht tegen de caravan aan stond, waren via een raam hennepplanten en henneptoppen op de grond en op een droogrek te zien. In de telefoon van de verdachte zijn foto’s aangetroffen van deze schuur waarop tassen en zakken met hennep te zien zijn. Deze foto’s zijn gemaakt op 16 november 2016.
Op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat de verdachte op 17 november 2016 de hoogte was van de in de schuur aanwezige hennep. De stelling van de verdachte dat zijn telefoon ook door anderen werd gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De verdachte heeft ontkend dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Hij heeft verklaard dat hij bij binnenkomst in de caravan onverwacht een pistool op tafel zag liggen en hij dit pistool in een keukenkastje heeft gelegd om te voorkomen dat zijn vriendin het zou zien. De verdediging heeft zich in het verlengde hiervan op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet gezegd kan worden dat hij beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het volgende.
Op 17 november 2016 trof de politie in een keukenkastje in voornoemde caravan een semiautomatisch pistool van het kaliber 7.65mm aan, waarvan de haan gespannen was. De verdachte heeft verklaard dat hij dit pistool op die plek heeft neergelegd. Volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] was de verdachte in het bezit van een zilver- en goudkleurig pistool. Het in de caravan aangetroffen wapen heeft dezelfde kleuren (p. 123). In de telefoon van de verdachte is een foto van dit pistool aangetroffen, alsmede sms-berichten waarin wordt gesproken over een ‘pipa’ en ‘een koper voor die
9 mm’. Voorts deelde de verdachte in een sms-bericht mede dat ‘hij nu een 7 in zijn zak’ had, waarmee hij blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg doelde op kaliber 7.55. Hieruit valt af te leiden dat de verdachte over (de handel in) wapens met anderen pleegde te spreken.
Op grond van het voorgaande acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij volkomen onverwacht met dit pistool werd geconfronteerd, volstrekt onaannemelijk en neemt het hof als vaststaand aan dat het pistool van de verdachte was en dat hij het in de caravan voor direct gebruik beschikbaar had.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1:
hij op 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 208 hennepplanten en een hoeveelheid hennepplantendelen;
2:
hij op 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, een wapen van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool, wapennummer C-264026, voorhanden heeft gehad;
Zaak B2:
hij op 17 november 2016 te Burgerbrug, gemeente Schagen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 100 ml van een materiaal bevattende GHB.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 2 en het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor deze tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een groot aantal hennepplanten en hennepplantendelen, alsmede een hoeveelheid GHB aanwezig gehad. Deze stoffen zijn schadelijk voor de gezondheid. Gezien de hoeveelheid aangetroffen hennep kan het niet anders dan dat deze bestemd was voor de handel. Naast gezondheidsrisico’s voor gebruikers van hennep, leidt de handel daarin veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en gaat dit niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit.
De verdachte heeft voorts een semiautomatisch pistool voorhanden gehad. Ongecontroleerd wapenbezit brengt, zeker als – zoals hier – een pistool schietklaar wordt aangetroffen, onaanvaardbare risico’s voor personen en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2018 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld tot (al dan niet voorwaardelijke) vrijheidsstraffen, waaronder ter zake van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet. Dit wordt sterk in het nadeel van de verdachte meegewogen.
In dit licht en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters plegen te worden opgelegd, acht het hof – net als de politierechter – een gevangenisstraf 11 maanden gerechtvaardigd. Het hof acht de straf die door de advocaat-generaal is gevorderd, te zwaar.
De raadsvrouw van de verdachte heeft erop gewezen dat de verdachte een ‘hele andere weg’ is ingeslagen en heeft aldus – zo begrijpt het hof – willen bepleit dat daarmee in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden.
Het hof overweegt hieromtrent dat uit de over de verdachte opgemaakte rapporten van GGZ Palier van
2 augustus 2017 en van Tactus Reclassering van 17 januari 2017 en 25 oktober 2017 (samengevat) naar voren komt dat de verdachte, die sinds zijn 15e jaar bekend is met het gebruik van harddrugs, de laatste jaren kampt met een hardnekkige verslaving aan GHB. In verband hiermee zijn hem zowel ambulante als klinische behandelingstrajecten aangeboden. Door toedoen van de verdachte, die zijn verslavingsproblemen ontkende, is geen van die trajecten van de grond gekomen. Aan eerdere toezichten van de reclassering heeft hij niet (steeds) willen meewerken en bovendien heeft hij zich in die perioden niet (steeds) gehouden aan alle gestelde bijzondere voorwaarden. Ook heeft de verdachte niet willen meewerken aan nadere diagnostiek die de reclassering aangewezen achtte. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat.
Inmiddels heeft de verdachte blijkens het meest recente reclasseringsrapport te kennen gegeven dat hij thans bereid is medewerking te verlenen aan een klinische opname en een vorm van beschermd wonen. Ook heeft hij toegelicht dat hij, mede met behulp van medicatie, zijn GHB-gebruik onder controle heeft. In het licht van de zojuist beschreven voorgeschiedenis vormen deze prille ontwikkelingen echter voor het hof geen toereikende aanwijzing dat de verdachte bereid (en in staat) is zijn leven ten langen leste ten goede te keren. Het hof wijst er in dit verband nog op dat de verdachte ook onlangs weer onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het bezit van amfetamine en speed. Kortom, het hof ziet in de actuele persoonlijke situatie van de verdachte en alles afwegende geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan de straf die ook al door de politierechter was opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700091-17 onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-800486-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-700091-17 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 februari 2018.
[…]