ECLI:NL:GHAMS:2018:4387
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vorderingen in huurgeschil tussen huurder en verhuurder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. [appellant] was eigenaar van een bedrijfsruimte waarin hij een restaurant exploiteerde en had deze ruimte verhuurd aan [geïntimeerde]. Na een verkoop van het restaurant aan [geïntimeerde] en een daaropvolgende huur opzegging door [appellant] wegens dringend eigen gebruik, ontstond er een geschil over huurbetalingen en de verplichtingen van [geïntimeerde] als huurder. In eerste aanleg had de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [geïntimeerde] en had hij [appellant] verplicht om bepaalde werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren.
In hoger beroep heeft [appellant] incidentele vorderingen ingediend, waarin hij [geïntimeerde] verzocht om te voldoen aan een aantal huurdersverplichtingen en om documenten te verstrekken die aantonen dat aan deze verplichtingen was voldaan. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat de incidentele vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn, omdat deze niet samenhangen met de hoofdvordering in de hoofdzaak, waarin [appellant] onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vorderde. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] in het incident afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor het indienen van een memorie van grieven in de hoofdzaak.