ECLI:NL:GHAMS:2018:4379
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergoeding voor rechtsbijstand in hoger beroep op basis van artikel 591a Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018. Het verzoekschrift was ingediend door appellant, die een vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank had het verzoek deels toegewezen, maar appellant ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de gematigde vergoeding voor de reistijd van zijn advocaat. De advocaat had kosten gedeclareerd voor rechtsbijstand in verband met de strafzaak en het indienen van het verzoekschrift, maar de rechtbank had de reistijd gematigd omdat zij vond dat appellant ook een advocaat in de buurt had kunnen kiezen.
Het hof oordeelde dat de rechtbank appellant ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om zijn verzoek in raadkamer toe te lichten. Het hof stelde vast dat de reistijd van de advocaat niet gematigd had hoeven worden, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand in het kader van de aangifte van een valse aangifte jegens appellant ook onderdeel uitmaakten van de verdedigingsstrategie en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toewijzing van dit deel van de declaratie.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzochte bedrag van € 2.496,87 toegewezen aan appellant. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.