ECLI:NL:GHAMS:2018:4379

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
000482-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor rechtsbijstand in hoger beroep op basis van artikel 591a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018. Het verzoekschrift was ingediend door appellant, die een vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank had het verzoek deels toegewezen, maar appellant ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de gematigde vergoeding voor de reistijd van zijn advocaat. De advocaat had kosten gedeclareerd voor rechtsbijstand in verband met de strafzaak en het indienen van het verzoekschrift, maar de rechtbank had de reistijd gematigd omdat zij vond dat appellant ook een advocaat in de buurt had kunnen kiezen.

Het hof oordeelde dat de rechtbank appellant ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om zijn verzoek in raadkamer toe te lichten. Het hof stelde vast dat de reistijd van de advocaat niet gematigd had hoeven worden, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand in het kader van de aangifte van een valse aangifte jegens appellant ook onderdeel uitmaakten van de verdedigingsstrategie en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toewijzing van dit deel van de declaratie.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzochte bedrag van € 2.496,87 toegewezen aan appellant. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000482-18 (591a Sv)
proces-verbaalnummer politie: PL1100-2017217635
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. T. Faber, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 1.936,87;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het indienen van het verzoekschrift ten bedrage van € 280,00, vermeerderd met € 280,00 voor de behandeling in hoger beroep.

2.Procesverloop

Bij sepotbeslissing van de officier van justitie van 9 december 2017 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op 17 januari 2018 heeft verzoeker (hierna: appellant) het verzoek ingediend.
Bij beschikking van de rechtbank van de rechtbank Noord-Holland van 26 maart 2018 is het verzoek deels toegewezen.
Het hoger beroep is op 18 april 2018 ingesteld door appellant.
Op 20 april 2018 is een schriftuur houdende grieven ingekomen.
Op 29 oktober 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer en heeft op 8 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

De rechtbank heeft het verzoek deels afgewezen zonder appellant in de gelegenheid te stellen in raadkamerzitting zijn verzoek toe te lichten. Het hof stelt voorop dat volgens het procesreglement appellant in de gelegenheid gesteld had moeten worden zijn verzoek in raadkamer toe te lichten.
De rechtbank heeft het verzoek gematigd inzake de gedeclareerde reistijd van de advocaat en heeft dit -onder verwijzing naar een beschikking van dit hof van 17 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:585- als volgt gemotiveerd:
‘De rechtbank wil aannemen dat de door de advocaat bij verzoeker in rekening gebrachte reistijd (1,7 uren) met het reizen ten behoeve van de strafzaak van verzoeker gemoeid is geweest, maar acht het niet billijk dat de kosten daarvan in volle omvang voor rekening van de Staat zouden moeten komen. Het staat/stond verzoeker uiteraard vrij om zich te laten bijstaan door een advocaat van zijn keuze. Evenzeer is begrijpelijk dat dit een advocaat is met (bijzondere) kennis van het strafrecht ten aanzien van het strafrechtelijke verwijt dat verzoeker werd gemaakt. Niet valt echter in te zien dat een advocaat met gelijke kwalificaties niet in Haarlem, de plaats waar verzoeker woonachtig was en door de politie werd verhoord, zou zijn te vinden. Dit geldt eveneens voor de expertise met betrekking tot verhoorbijstand. Nu verzoeker er desalniettemin voor heeft gekozen zich in dezen te laten bijstaan door een in Den Haag gevestigde advocaat, is het niet billijk dat een deel van de bij verzoeker in rekening gebrachte reistijd van die advocaat voor rekening van verzoeker blijft. De rechtbank zal daarom de reistijd matigen tot een halfuur.’
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In eerdere uitspraken heeft het hof hoge declaraties voor reistijden gematigd in gevallen waarbij geen bijzondere kennis van het strafrecht benodigd was en waarbij verzoeker ook overigens onvoldoende had gemotiveerd waarom voor rechtsbijstand door een bepaalde, verder weg gevestigde, advocaat was gekozen. Die reden kan bijvoorbeeld zijn gelegen in een reeds bestaande vertrouwensrelatie met een advocaat. In zo een geval ziet het hof minder snel aanleiding de declaratie voor de reistijd te matigen.
In de onderhavige zaak gaat het om verleende rechtsbijstand in een politieonderzoek in Haarlem, waar appellant ook woont, en een gekozen advocaat gevestigd te Den Haag. Ook zonder nadere motivering ziet het hof in de afstand Haarlem – Den Haag geen aanleiding de reistijd te matigen.
De rechtbank heeft het verzoek voorts gematigd omdat rechtsbijstand is verleend (0,7 uur) ten behoeve van het doen van aangifte van een valse aangifte jegens appellant. Het hof ziet deze aangifte door appellant als een logisch en onlosmakelijk vervolg op de aangifte jegens appellant en daarmee als onderdeel van de verdedigingsstrategie zodat het hof in casu gronden van billijkheid aanwezig acht voor toewijzing van dit deel van de declaratie.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 2.496,87 (tweeduizend vierhonderdzesennegentig euro en zevenentachtig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. S.M.M. Bordenga, R.D. van Heffen en J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 november 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 2.496,87 (tweeduizend vierhonderdzesennegentig euro en zevenentachtig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 22 november 2018,
mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter.