ECLI:NL:GHAMS:2018:4359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
23-001541-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor diefstal van levensmiddelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was beschuldigd van diefstal van levensmiddelen van een supermarkt. De tenlastelegging stelde dat de verdachte op of omstreeks 17 november 2017 in Amsterdam meerdere levensmiddelen had weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de camerabeelden bekeken en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De verdachte heeft steeds ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001541-18
datum uitspraak: 13 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-254171-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Op grond van de inhoud van het dossier en de camerabeelden die ter terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken kan niet worden vastgesteld dat de verdachte, die steeds heeft ontkend zich aan het tenlastegelegde te hebben schuldig gemaakt, het oogmerk had om zich wederrechtelijk levensmiddelen van [bedrijf] toe te eigenen.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. V. Mul en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 november 2018.