ECLI:NL:GHAMS:2018:4354

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
23-002359-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren en beschadiging van een schoonmaakwagen in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en woonachtig in Amsterdam, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor belediging van politieambtenaren en beschadiging van een schoonmaakwagen. De tenlastelegging omvatte twee zaken: in zaak A werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk beledigen van twee hoofdagenten van politie op 25 april 2017, terwijl in zaak B de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van een schoonmaakwagen op 27 augustus 2016. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 november 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte in een psychotische toestand verkeerde en niet doelbewust handelde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde en heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar met inachtneming van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De straf is vastgesteld op een taakstraf van 30 uren en 15 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.023,00 toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002359-17
datum uitspraak: 27 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2017 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-077073-17 en 13-200999-16, alsmede 13-706747-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: Den Helderstraat 134, 1024 GC Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-077073-17):
hij op of omstreeks 25 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten de aldaar dienstdoenende en/of in uniform geklede, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid, (meermalen) mondeling heeft toegevoegd de woorden: " kakkerlakken en/of jullie zijn fascisten Kankerlijers en/of kankerhollander en/of zuig mijn pik en/of kakkerlakken en/of kankerhomo's ", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of zijn, verdachtes blote billen/achterwerk/kont aan bovengenoemde ambtena(a)r(en) heeft laten zien.
Zaak B (parketnummer 13-200999-16:
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een bezemwagen/een schoonmaakwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ten aanzien van zaak A en zaak B vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk de politieambtenaren heeft beledigd en de bezemwagen heeft vernield. De verdachte verkeerde in een psychotische toestand ten tijde van de gepleegde feiten en heeft niet doelbewust gehandeld. Weliswaar had hij alcohol genuttigd doch de behoefte hiertoe kwam voort uit zijn intrinsieke gevoel de psychose te moeten onderdrukken en kan hem niet worden aangerekend.
Het hof acht bewezen dat de verdachte de hem in zaak A en B verweten uitlatingen en gedragingen opzettelijk heeft gedaan en gepleegd. Gelet op de handelingen van de verdachte zoals omschreven in het dossier en hetgeen overigens is gebleken met betrekking tot de psychische situatie van de verdachte, waarbij het hof betrekt hetgeen hieronder is opgemerkt onder het kopje “strafbaarheid van de verdachte”, is er geen concreet aanknopingspunt waaruit blijkt dat ieder inzicht in de reikwijdte van het handelen van de verdachte bij hem ontbrak.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 25 april 2017 te Amsterdam, opzettelijk heeft beledigend ambtenaren, te weten de aldaar dienstdoenende en in uniform geklede, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden: "kakkerlakken, jullie zijn fascisten, kankerlijers, kankerhollander, zuig mijn pik, kakkerlakken, kankerhomo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking en zijn blote billen aan bovengenoemde ambtenaren heeft laten zien.
Zaak B:
hij op 27 augustus 2016 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een schoonmaakwagen, toebehorende aan [bedrijf], heeft beschadigd.
Hetgeen in zaak A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend, gelet op de psychische toestand van de verdachte ten tijde van die feiten. Dit dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De verdachte is psychiatrisch onderzocht, welk onderzoek is weergegeven in het Pro Justitia rapport van 8 juni 2018 van arts in opleiding tot psychiater [naam 1] onder supervisie van psychiater drs. [naam 2]. Blijkens dit rapport lijdt de verdachte aan schizofrenie met wanen en hallucinaties. Door de schizofrenie heeft hij een verworven cognitieve achteruitgang. Tevens heeft de verdachte een verhoogde verslavingsgevoeligheid en zijn er aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken. De schizofrenie was in beide zaken aanwezig, maar in zaak B vertoonde de verdachte duidelijkere psychotische symptomen. Het alcoholgebruik heeft bij beide feiten een prominente en verergerende rol gespeeld. De verdachte heeft zowel in zaak A als zaak B er zelf voor gekozen om alcohol te nuttigen terwijl hij ervoor had kunnen kiezen om een andere, meer constructieve wijze aan te wenden om zijn stress te hanteren. Geadviseerd wordt de tenlastegelegde feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof acht de voornoemde conclusies en het advies in het psychiatrisch rapport, anders dan de raadsman, voldoende gedragen door de motivering die daaraan ten grondslag wordt gelegd. Dat in de motivering nuanceringen zijn aangebracht doet daaraan niet af. Het hof neemt dan ook deze conclusies en het advies over.
De bewezenverklaarde feiten worden de verdachte derhalve in verminderde mate toegerekend. Het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wordt verworpen.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van zaak A en B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag met aftrek en een taakstraf van zestien uren subsidiair acht dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit toezicht een ambulante behandeling zou inhouden bij GGZ in een F-ACT team.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen indien het hof wel tot een bewezenverklaring en strafoplegging komt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in zaak A schuldig gemaakt aan het beledigen van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie waarmee hij zich respectloos jegens deze ambtenaren, die gewoon hun werk deden, heeft gedragen. Hij heeft hen niet alleen op grove wijze uitgescholden, maar ook zijn blote billen aan hen getoond.
De verdachte heeft zich in zaak B schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van een schoonmaakwagen toebehorende aan [bedrijf]. Daardoor heeft hij de gedupeerde schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vernieling, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof houdt bij de strafoplegging, in het voordeel van de verdachte, rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en met de overige persoonlijke omstandigheden zoals die tijdens de behandeling in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Het hof zal, anders dan gevorderd door de advocaat-generaal, geen bijzondere voorwaarden opleggen, omdat het hof twijfelt aan de praktische uitvoering van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling van de verdachte gezien zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.023,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak B bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Anders dan gevorderd door de advocaat-generaal zal het hof geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, gelet op het bedrijfsmatige karakter van de benadeelde partij.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 30 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht met betrekking tot -kortgezegd- de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en diens psychische toestand leidt niet tot een ander oordeel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 13-077073-17) en in zaak B (parketnummer 13-200999-16) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] ter zake van het in de zaak B (parketnummer 13-200999-16) bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.023,00 (duizend drieëntwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 augustus 2016.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016, parketnummer 13-706747-15, te weten een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. V. Mul en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2018.
[…]