ECLI:NL:GHAMS:2018:4349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
23-002091-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meermalen gepleegde diefstal met betrekking tot levensmiddelen en verlenging van proeftijd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2017. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal van levensmiddelen in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte vijf verschillende diefstallen, waarbij de verdachte op verschillende data goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan diverse winkelbedrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in minder dan een jaar tijd vijf keer schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, wat blijk geeft van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de gedupeerden. De verdachte heeft eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordelingen ondergaan, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan paranoïde schizofrenie en verslaving aan alcohol en drugs. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 dagen, maar het hof heeft de straf in hoger beroep verhoogd naar 50 dagen, waarvan 34 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de proeftijd afgewezen, omdat deze al was verlopen. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002091-17
datum uitspraak: 16 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702380-16 en 13-701517-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 05 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sinasappelsap en/of zalm en/of garnalen en/of melk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2: (gevoegde zaak 13-702557-16)
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen, onder meer vla en/of pindakaas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], filiaal Rijnstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
3: (gevoegde zaak 13/702658.16)
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer levensmiddel(en) waaronder jus d'orange, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4: (gevoegde zaak 13/701023.17)
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (winkel)pand (perceel [adres 2]) heeft weggenomen een of meer levensmiddel(en) (waarde circa 27,16 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; en
5:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer levensmiddelen en/of Robijn wasverzachter en/of een of meer gasnavullingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] (vestiging [adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 5 augustus 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sinaasappelsap, zalm, garnalen en melk, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf 1].
2: (gevoegde zaak 13-702557-16)
hij op 29 augustus 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen, onder meer vla en pindakaas, toebehorende aan [bedrijf 2], filiaal Rijnstraat, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
3: (gevoegde zaak 13/702658.16)
hij op 15 september 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen waaronder jus d'orange, toebehorende aan [bedrijf 3]
4: (gevoegde zaak 13/701023.17)
hij op 22 januari 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand heeft weggenomen levensmiddelen met een waarde van circa € 27,16, toebehorende aan [bedrijf 1].
5:
hij op 28 maart 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Robijn wasverzachter en gas-navullingen, toebehorende aan [bedrijf 1], vestiging [adres 3].
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen met aftrek en heeft de tenuitvoerlegging bevolen van de straf die aan de verdachte bij vonnis van 21 maart 2016 met parketnummer 13-701517-16 voorwaardelijk was opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen waarvan 35 dagen voorwaardelijk met aftrek, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in minder dan een jaar tijd vijf keer schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf, dat hij schade en de nodige overlast heeft berokkend. Bovendien plegen dergelijke feiten bij het winkelend publiek bij betrapping van de winkeldief gevoelens van onbehagen en onveiligheid op te roepen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij eerder voor (winkel)diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Uit het rapport van Inforsa van 16 juli 2018 is gebleken dat de verdachte is gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie, alcoholmisbruik en dat hij kampt met een drugsverslaving. De verdachte heeft een machtiging voortgezet verblijf die wordt beheerd door GGZinGeest en hij wordt begeleid vanuit het ACT-team. Door beperkt ziekte-inzicht is de verdachte geruime tijd moeizaam te motiveren geweest om medicatie te nemen, maar hierin is de afgelopen periode winst behaald; de verdachte krijgt de medicatie in depotvorm waardoor hij enigszins stabiel is op psychiatrisch gebied. Voorts heeft de verdachte zich bereid getoond mee te werken aan een parallel aan de behandeling bij GGZinGeest lopend traject bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek van Inforsa gericht op delict-analyse.
Het hof acht, alles afwegende, een goeddeels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 43a, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2016, met parketnummer 13-701517-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
Het hof wijst de vordering van de advocaat-generaal af, nu de proeftijd reeds was verlopen ten tijde van de gedane vordering voor de advocaat-generaal.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
34 (vierendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 16 augustus 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2016, parketnummer 13-701517-16, opgelegde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. V. Mul en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2018.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. V. Mul zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]