Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2018 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2018. De verdachte, geboren in 1985, heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van twee hoofdagenten. Tijdens de zitting op 2 november 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €750,-. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf, terwijl de raadsman verzocht om een taakstraf van 30 uren of een lagere geldboete van €500,-, gezien de financiële situatie van de verdachte.
Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had eerder al onherroepelijk veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat het hof in zijn nadeel meeweegt. De verdachte had in de vijf jaren voorafgaand aan het feit al een taakstraf opgelegd gekregen voor een vergelijkbaar misdrijf. Gezien deze omstandigheden oordeelt het hof dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend is. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter ten aanzien van de opgelegde straf en legt de gevangenisstraf op, terwijl het vonnis voor het overige wordt bevestigd.
De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof beveelt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam.