ECLI:NL:GHAMS:2018:4348

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
23-000232-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis; bedreiging en belediging van hoofdagenten

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2018 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2018. De verdachte, geboren in 1985, heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van twee hoofdagenten. Tijdens de zitting op 2 november 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €750,-. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf, terwijl de raadsman verzocht om een taakstraf van 30 uren of een lagere geldboete van €500,-, gezien de financiële situatie van de verdachte.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had eerder al onherroepelijk veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat het hof in zijn nadeel meeweegt. De verdachte had in de vijf jaren voorafgaand aan het feit al een taakstraf opgelegd gekregen voor een vergelijkbaar misdrijf. Gezien deze omstandigheden oordeelt het hof dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend is. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter ten aanzien van de opgelegde straf en legt de gevangenisstraf op, terwijl het vonnis voor het overige wordt bevestigd.

De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof beveelt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000232-18
datum uitspraak: 16 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-223938-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van €750,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, gezien de financiële situatie van de verdachte, het hof verzocht in plaats van de opgelegde geldboete van € 750,- aan de verdachte een taakstraf van 30 uren op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht aan de verdachte een geldboete van
€ 500,- op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft
daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van twee hoofdagenten door naar hen te roepen “
Kankerpolitie” en “
Ik ga jullie opblazen. Ik maak jullie allemaal dood”. Hij heeft hiermee blijk gegeven van minachting van het openbaar gezag. Bovendien heeft hij de politieambtenaren met de dood bedreigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij meermalen eerder onherroepelijk veroordeeld voor bedreiging en belediging, ook van ambtenaren. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof stelt op grond van voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie vast dat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, te weten bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2013. De verdachte heeft deze taakstraf verricht in de periode van 2 april 2014 tot 24 juni 2014. Gelet op het bepaalde in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is oplegging van enkel een taakstraf om die reden uitgesloten.
Het hof acht, alles afwegende, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. V. Mul en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2018.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. V. Mul zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]