Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bespreking bewijsverweer
het hof begrijpt: de brief van de verdachte van 2 november 2018 met 32 bijlagen die het hof op 5 november 2018 heeft ontvangen) heeft overgelegd waaruit blijkt dat de verdachte niet zomaar bedragen van [bedrijf] heeft doen ‘verdwijnen’. Bovendien blijkt uit voornoemde brief van 2 november 2018 (pagina’s 10 en 11) dat de verdachte tegenover de bank in privé de aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de totale lening van 4.5 miljoen euro. Dat doe je niet als je de boel wil belazeren, aldus de raadsman.
- Op 3 september 2013 is het faillissement uitgesproken van [bedrijf]. De verdachte was ten tijde van de faillietverklaring van [bedrijf] de enige bestuurder van deze vennootschap.
- Bij brief van 9 september 2013 (pagina 83 / D-003) heeft de curator de verdachte verzocht inlichtingen te verschaffen over onder andere de achtergrond van het faillissement, de werkzaamheden van de vennootschap, de activa en de passiva, de lopende verplichtingen, de resultaten en de recente vermogenspositie. De curator heeft de verdachte daarbij tevens verzocht om inzage in diens volledige boekhouding. De curator heeft daartoe een opsomming gegeven van documenten die hij nodig heeft.
- Op 28 november 2013 (pagina 88 / D-005) heeft een e-mailwisseling tussen de curator en de verdachte plaatsgevonden. De curator heeft daarbij de volgende werkafspraken vermeld: “
- Op 12 december 2013 (pagina 90 / D-006) heeft de curator de verdachte per e-mail gerappelleerd over het tevoorschijn brengen van het deel van de boekhouding dat in Spanje ligt. De verdachte heeft hierop diezelfde dag gereageerd dat hij het morgen probeert aan te reiken. Nadien blijft een reactie van de zijde van de verdachte uit. De rechter-commissaris heeft vervolgens, na een verzoek daartoe van de curator, een voordracht tot inbewaringstelling van de verdachte ingediend. Deze voordracht is behandeld door de raadkamer van de rechtbank Amsterdam op 24 april 2014.
- Op 24 april 2014 (pagina 91 / D-007) heeft [het kantoor van de curator] (noot hof: het kantoor van de curator) aan de verdachte een e-mail verzonden waarin hij de afspraken bevestigt die met de verdachte zijn gemaakt tijdens en na afloop van de behandeling van de voordracht tot inbewaringstelling van de verdachte: “
- Op 28 april 2014 (pagina 93 / D-008) heeft de verdachte per e-mail aan de curator bericht dat hij ’s middags verschillende stukken op het kantoor van de curator zal afgeven. De verdachte vermeldt daarbij tevens dat hij in het weekend naar Spanje zal afreizen om de bescheiden die zich daar bevinden, mee te nemen.
- Per e-mail van 6 mei 2014 (pagina 95 / D-009) heeft de verdachte aan de curator geschreven dat door een lekkage aan een rioolafvoerbuis in zijn appartement in Spanje zowel de papieren administratie als de op de computer bijgehouden administratie niet meer beschikbaar is. De verdachte vermeldt: “
- Over de situatie in april/mei 2014 (proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank op 11 mei 2016, p. 3) heeft de verdachte het volgende verklaard: “
- Bij beschikking van 7 mei 2014 (pagina 96 / D-010) heeft de rechtbank Amsterdam de voordracht tot inbewaringstelling van de verdachte afgewezen met de overweging dat blijkens de verklaringen van de verdachte geen reële verwachting (meer) bestaat dat de administratie van [bedrijf] ter beschikking van de curator gesteld zal worden.
ter bedrieglijke verkortingvan de rechten van de schuldeisers. Ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers betekent: handelen met het opzet om de rechten van de schuldeisers te verkorten. Het gaat om opzet op de rechtenverkorting, inclusief voorwaardelijk opzet, dus de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de verkorting. Het opzetvereiste brengt mee dat de verdachte – tenminste – op het moment van het niet voeren van de administratie het faillissement van [bedrijf] heeft kunnen voorzien.
ter bedrieglijke verkortingvan de rechten van de schuldeisers
niet voerenvan een administratie in de periode
voorafgaandaan het faillissement.
ter bedrieglijke verkortingvan de rechten van de schuldeisers
nahet faillissement heeft nagelaten de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van [bedrijf]
te bewaren en tevoorschijnte brengen. Dit was anders geweest als het hof de overtuiging had bekomen dat de verdachte om hem moverende redenen niet wilde dat zijn financiële huishouding bij de curator zichtbaar zou worden. In het dossier (pagina’s 116 en 142) zijn overzichten opgenomen van de betalingen die [bedrijf] heeft verricht dan wel heeft ontvangen. Sommige van deze betalingen door [bedrijf] zijn direct of indirect aan de verdachte ten goede gekomen. Aanvankelijk was voor deze betalingen van enige zakelijke rechtvaardiging niet gebleken.
ter bedrieglijke verkortingvan de rechten van de schuldeisers
nahet faillissement heeft nagelaten de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van [bedrijf] te bewaren en tevoorschijn te brengen, nu het een overzichtelijk faillissement betreft, de curator over de bankafschriften beschikte en de verdachte – zij het eerst in hoger beroep – aannemelijke verklaringen heeft gegeven voor de vermeende privé-onttrekkingen.
strafrechtelijkeaansprakelijkheid van de verdachte reeds was gevestigd. Temeer nu de verdachte meerdere door de curator gestelde termijnen heeft overschreden.
Vrijspraak
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.