ECLI:NL:GHAMS:2018:4279
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en opvoedcapaciteiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de minderjarigen [kind b] en [kind c]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2018 geappelleerd, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar kinderen was verlengd. De moeder heeft aangevoerd dat zij aan de eisen van de gecertificeerde instelling (GI) heeft voldaan en dat zij in staat is om een goed opvoedklimaat te bieden. De GI en de raad voor de kinderbescherming hebben echter geadviseerd om de uithuisplaatsing te handhaven, omdat de kinderen in hun ontwikkeling zijn gestimuleerd en een stabiele opvoedsituatie nodig hebben.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden onvoldoende in hun ontwikkeling zijn gestimuleerd en dat zij te maken hebben met hechtingsproblematiek. De moeder heeft psychologische hulp gezocht, maar het hof oordeelt dat zij niet de benodigde opvoedcapaciteiten heeft om de kinderen adequaat te verzorgen. De uithuisplaatsing is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Het hof bekrachtigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.
De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een passende opvoedsituatie voor de kinderen, waarbij de moeder niet in staat is om de rol van 'opvoeder plus' te vervullen. De uithuisplaatsing wordt gerechtvaardigd door de bescherming van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen, en de inbreuk op hun recht op family life is proportioneel en noodzakelijk.