ECLI:NL:GHAMS:2018:4266

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
23-004309-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van belaging met betrekking tot ex-partner

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder belaging van zijn ex-partner. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 november 2016 tot en met 15 juni 2017 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner door haar herhaaldelijk te bellen en berichten te sturen, ondanks dat zij had aangegeven geen contact meer te willen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en het bewezen verklaarde gekwalificeerd als belaging. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel van twee jaar, inhoudende een contactverbod met de ex-partner. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ongewenst en bedreigend gedrag, wat heeft geleid tot grote gevolgen voor het slachtoffer, waaronder het tijdelijk zoeken van onderdak elders. Het hof heeft de straf en maatregel vastgesteld op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004309-17
Datum uitspraak: 30 oktober 2018
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-665204-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Turkije) op [geboortedag 1] 1964,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2018 en 16 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, Sv, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2016 tot en met 15 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode
- voornoemde [slachtoffer] (ongewenst) meermalen per dag gebeld en/of (indirect) berichten gestuurd en/of voicemailberichten ingesproken en/of
- zich eenmaal of meermalen opgehouden bij de woning van voornoemde [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover inhoudelijk nog aan de orde – worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 november 2016 tot en met 15 juni 2017 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer] ongewenst meermalen gebeld en berichten gestuurd en voicemailberichten ingesproken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte opgelegd de vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaren, inhoudende een gebiedsverbod ten aanzien van de [weg] te Amsterdam en een contactverbod met [slachtoffer] . De rechtbank heeft voorts bevolen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel, met dien verstande dat die maatregel (slechts) een locatieverbod zal inhouden. Tevens heeft hij geëist dat het hof beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De raadsman heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het feit dat deze sinds de aangifte geen contact meer heeft opgenomen met de aangeefster [slachtoffer] . Hij heeft het hof verder verzocht in aanmerking te nemen dat de handelingen van de verdachte zijn voortgekomen uit de frustratie die werd veroorzaakt doordat de aangeefster hem in het contact met zijn zoon tegenwerkte en dat de verdachte kampt met depressiviteit en andere gezondheidsproblemen; hoewel die gezondheidsproblemen ogenschijnlijk niet ernstig van aard zijn is de verdachte niet in staat een taakstraf uit te voeren. Om die redenen heeft de raadsman het hof verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, temeer nu de verdachte reeds een periode in voorarrest heeft verbleven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna zeven maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, de moeder van zijn zoon. Nadat het slachtoffer hem te kennen had gegeven dat zij een nieuwe liefde had, heeft de verdachte haar veelvuldig zeer indringende berichten gestuurd waarin hij grove, kwetsende en angstaanjagende bewoordingen jegens haar heeft geuit. Ook heeft de verdachte vaak getracht haar te bereiken door haar op te bellen en voicemailberichten in te spreken. Dit is, anders dan de raadsman heeft gesteld, over een langere periode vrijwel dagelijks gebeurd. Het slachtoffer heeft herhaaldelijk geprobeerd de verdachte ervan te doordringen dat zij van dergelijk gedrag niet gediend was. Daarbij heeft zij zich, zo blijkt uit het beschikbare berichtenverkeer, buitengewoon redelijk en geduldig opgesteld richting de verdachte. Desondanks bleef hij op ongepaste wijze contact met haar zoeken. Met zijn handelen heeft de verdachte de grens van het toelaatbare ver overschreden. Gezien de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaring, heeft de belaging grote gevolgen gehad voor het slachtoffer: niet alleen heeft zijn handelwijze haar geschokt en vernederd en haar dagelijks leven ontwricht, maar bovendien heeft zij zich in verband daarmee op enig moment gedwongen gevoeld tijdelijk elders onderdak te zoeken.
Het hof acht, evenals de rechtbank, het bewezenverklaarde van zodanige ernst dat niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf en acht een taakstraf een passende modaliteit. In het dossier noch in hetgeen de raadsman – zonder onderbouwing – naar voren heeft gebracht zijn solide aanknopingspunten te vinden voor de gedachte dat de verdachte niet in staat zou zijn een dergelijke straf uit te voeren. In strafmatigende zin weegt het hof mee dat de verdachte het slachtoffer, voor zover bekend, in de voorbije periode met rust heeft gelaten. Het hof zal daarom een enigszins lagere taakstraf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan en de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat het, mede gelet op de aard en de duur van het bewezenverklaarde, noodzakelijk is de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met zijn ex-partner, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich jegens haar opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het, mede gelet op de aard van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte, niet nodig dat die maatregel tevens een locatieverbod inhoudt. Tot slot is naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de vereisten van artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zodat de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel niet kan worden bevolen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een vrijheidsbeperkende maatregel van na te melden duur respectievelijk aard passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de
maatregelstrekkende tot
beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde gedurende
twee jarenna het onherroepelijk worden van dit arrest op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1968 te [geboorteplaats 2], tenzij dat contact noodzakelijk wordt geacht door en geschiedt onder begeleiding van hulpverlenende instanties.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan en bepaalt de duur van deze
vervangende hechtenisvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan op
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R.M. Steinhaus en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2018.