In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1959 in Suriname, was aangeklaagd voor het beledigen van een buitengewoon opsporingsambtenaar van de Douane op 22 mei 2015 op Schiphol. De tenlastelegging betrof het uiten van beledigende woorden tegen de ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ambtenaar daadwerkelijk heeft beledigd door hem te beschuldigen van ongepaste kwalificaties. De verdachte heeft tijdens het verhoor bevestigd dat hij de beledigende woorden heeft geuit. Het hof heeft de bewijsvoering gebaseerd op verschillende proces-verbaal van aangifte en verklaringen van betrokken verbalisanten. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het hof heeft de ernst van de belediging in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 en 3 dagen hechtenis, gelijk aan de straf die eerder door de politierechter was opgelegd. De beslissing is genomen in het kader van de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht.