ECLI:NL:GHAMS:2018:4143

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
200.242.030/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek in hoger beroep inzake echtscheiding en proceskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schorsingsverzoek van de vrouw, die in hoger beroep was gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De vrouw verzocht om de werking van de beschikking van 18 april 2018 te schorsen, waarin de rechtbank had verklaard dat partijen nimmer gehuwd zijn geweest en de vrouw was veroordeeld in de proceskosten. De vrouw stelde dat de executie van de beschikking zou leiden tot een noodtoestand voor haar, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag in de beschikking van de rechtbank. Het hof overwoog dat voor schorsing van de beschikking slechts plaats is indien voortgezette tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Het hof concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat de beschikking op een evidente misslag berustte en dat de man een in redelijkheid te respecteren belang had bij de tenuitvoerlegging van de beschikking. Het schorsingsverzoek werd dan ook afgewezen, en het hof bepaalde dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.242.030/02
Zaaknummer rechtbank: C/15/242780/FA RK 16-2711
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 november 2018 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn (N-H),
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E.F.E. Hoekstra te Heerhugowaard.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 18 april 2018 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 26 juni 2018, verzocht de werking van de beschikking van 18 april 2018 te schorsen, van welke beschikking zij op diezelfde datum hoger beroep heeft ingesteld.
2.2.
De man heeft op 31 juli 2018 een verweerschrift tegen het schorsingsverzoek ingediend.
2.3.
Het hof heeft op 11 juli 2018 een journaalbericht van de zijde van de vrouw ontvangen, met bijlagen.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Zij hebben op 19 juni 2007 een samenlevingsovereen-komst gesloten.
3.2.
De vrouw stelt thans dat partijen met elkaar zijn gehuwd [in] 2010 te [plaats] , Jordanië. Zij heeft in de onderhavige procedure verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en een door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud vast te stellen.
3.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.Het verzoek

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de man voor recht verklaard dat partijen nimmer gehuwd zijn geweest en is de vrouw veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van de man begroot op € 2.420,- aan kosten deskundige en op € 3.050,03 op overige kosten, zoals vastgesteld onder punt 2.41 van de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2.
De vrouw verzoekt thans de werking van de bestreden beschikking te schorsen voor de duur van het geding in hoger beroep, dan wel tot een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag.
4.3.
De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen en haar te veroordelen in de proceskosten die hij hiertoe heeft moeten maken, danwel de beslissing over de kosten in het incident aan te houden totdat in de einduitspraak over de kosten zal worden beslist.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
De vrouw stelt ter onderbouwing van het schorsingsverzoek dat de man geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij executie van de beschikking. Zij voert hiertoe - kort samengevat - het volgende aan. Volgens de vrouw kleeft aan de beschikking een gebrek omdat de rechtbank in rechtsoverweging 2.31 heeft overwogen dat het door partijen in [plaats] gesloten huwelijk niet rechtsgeldig is gesloten en derhalve niet erkend kan worden, terwijl de rechtbank in het dictum letterlijk het verzoek van de man heeft overgenomen dat partijen nimmer gehuwd zijn geweest. De vrouw is van mening dat de beschikking weliswaar recht doet aan het door de man verzochte, maar dat zowel het verzoek als de beslissing een gebrek vertonen. Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van de door de man uit eigen beweging ingeschakelde deskundige. De vrouw stelt dat haar gezin in een noodtoestand raakt bij executie van de proceskosten.
5.2.
De man heeft zich verweerd tegen het verzoek van de vrouw. Hij stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de vrouw niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd dat er een gebrek kleeft aan de beschikking. Evenmin heeft zij onderbouwd waarom het niet juist is dat de rechtbank haar in de kosten van de door de man ingeschakelde deskundige heeft veroordeeld en dat zij in een noodtoestand zou raken door executie van de proceskosten.
5.3.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof neemt tot uitgangspunt dat voor schorsing van de werking van de beschikking slechts plaats is, indien voortgezette tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zou in het onderhavige geval aan de orde zijn indien de man, mede gelet op de – voor hem kenbare – belangen van de vrouw die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan met name sprake zijn indien de beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden meebrengen dat door executie van de beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand zal ontstaan voor de vrouw. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
Het is duidelijk dat de vrouw het niet eens is met de beslissing van de rechtbank. Niet gebleken is echter dat deze beslissing op een evidente feitelijke of juridische misslag berust. In het onderhavige geval heeft de rechtbank in de bestreden beschikking overwogen dat niet is komen vast te staan dat tussen partijen [in] 2010 een rechtsgeldig huwelijk naar het islamitische personen- en familierecht van Jordanië tot stand is gekomen. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek van de man om een verklaring voor recht dat partijen nimmer gehuwd zijn geweest, tegen welk verzoek de vrouw geen verweer had gevoerd, toegewezen. Deze beslissing van de rechtbank is niet aan te merken als een feitelijke of juridische misslag. Voor zover de vrouw stelt dat sprake is van een misslag omdat de rechtbank voor recht heeft verklaard dat partijen nimmer gehuwd zijn geweest hoewel de man ooit gehuwd is geweest (met een ander dan de vrouw zo begrijpt het hof), overweegt het hof dat voldoende duidelijk uit de uitspraak valt af te leiden dat de rechtbank heeft bedoeld te zeggen dat deze partijen nimmer met elkaar gehuwd zijn geweest. De rechtbank heeft voorts de vrouw in de proceskosten veroordeeld, waaronder de kosten van de door de man ingeschakelde deskundige. De vrouw heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom dit een misslag zou zijn. Datzelfde geldt voor de stelling dat aan haar zijde door de executie van de proceskosten een noodtoestand is ontstaan, dan wel zal ontstaan. Ook overigens is niet gebleken dat de man geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Het belang bij de betaling van een geldsom is in beginsel gegeven. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof het schorsingsverzoek van de vrouw zal afwijzen.
5.4.
Het hof ziet onvoldoende aanleiding de vrouw in de kosten van deze schorsingsprocedure te veroordelen, dan wel de beslissing over deze kosten aan te houden totdat in de hoofdzaak is beslist, zoals door de man is verzocht. Het hof zal de kosten, gelet op de aard van de procedure, compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het schorsingsverzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier en is op 13 november 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.