ECLI:NL:GHAMS:2018:4136

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
200.231.434/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgang tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om mede gezag over zijn kinderen te krijgen en een omgangsregeling vast te stellen, werd afgewezen. De man en de vrouw hebben samen twee kinderen, geboren in 2011 en 2013, en zijn sinds 2013 uit elkaar. De vrouw heeft het gezag over de kinderen en de man heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij de vrouw, die ook een zoon heeft uit een eerdere relatie. De man heeft in het verleden niet meegewerkt aan omgangscontacten en heeft zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling ingetrokken. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat er zorgen zijn over de stabiliteit van de thuissituatie van de vrouw en de omgang tussen de man en de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd dat omgang met de man in beginsel in het belang van de kinderen is, maar dat de huidige onveilige situatie geen kans van slagen biedt voor een omgangsregeling. Het hof heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, zowel wat betreft het gezag als de omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.231.434/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/15/253489 / FA RK 16-7925
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 november 2018 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Scholtens-Vogelaar te Wormerveer,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.H. Visser te Wormerveer.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 25 oktober 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 15 januari 2018 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 25 oktober 2017.
2.2
De vrouw heeft op 6 februari 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
De advocaat van de man heeft bij V-formulier van 13 april 2018, ingekomen ter griffie op 17 april 2018, het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank aan het hof toegezonden
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk;
- de gezinsmanager, vergezeld door een collega, namens gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (hierna: de GI).

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2013 verbroken) relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2011;
- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2013 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De vrouw oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De man heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij de vrouw en [zoon 1] , de [in] 2008 geboren zoon van de vrouw uit een eerdere relatie en [zoon 2] , de [in] 2017 geboren zoon van de vrouw uit haar (verbroken) relatie met de heer [X] .
3.2
Bij beschikking van 25 maart 2015 van de rechtbank Noord-Holland is bepaald dat partijen zich dienen te wenden tot Begeleid Bezoek, Omgangshuis Noord-Holland, voor begeleide omgangscontacten tussen de man en de kinderen. De man heeft zich niet gemeld bij het Omgangshuis en op 16 september 2015 heeft hij zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen ingetrokken.
3.3
Bij beschikking van 17 april 2015 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland zijn de kinderen onder toezicht van de GI gesteld. De maatregel is nadien telkens verlengd, laatstelijk tot 17 oktober 2018.
3.4
Bij beschikking van 15 maart 2017 van de rechtbank Noord-Holland is de beslissing op de verzoeken van de man met betrekking tot een omgangsregeling met en het gezag over de kinderen pro forma aangehouden, in afwachting van bericht over het verloop van de onder de voorwaarden en begeleiding van de GI op te bouwen omgangsregeling en de door partijen ontvangen hulpverlening.
3.5
Bij de stukken bevindt zich een brief van de GI van 29 september 2017. Daaruit blijkt onder andere het volgende. De kinderen hadden sinds begin 2016 een omgangsregeling met de man van een weekend per twee weken. Na een incident bij de overdracht in juli 2016 vond er geen omgang meer plaats. In november 2016 is ambulante gezinsondersteuning ingezet bij de vrouw thuis in de vorm van 10 voor Toekomst. Na de zitting in februari 2017, leidend tot de onder 3.4 vermelde beschikking van 15 maart 2017, heeft er in onderling overleg tussen partijen omgang plaatsgevonden tussen de man en de kinderen gedurende twee maanden. Er ontstond een conflict tussen partijen en [kind a] wilde niet meer naar zijn vader toe. Met behulp van de GI en 10 voor Toekomst hebben partijen afspraken gemaakt over de omgang. Deze afspraken zijn niet uitgevoerd aangezien partijen opnieuw ruzie kregen, leidend tot meldingen bij Veilig Thuis over beiden. Er vindt geen omgang meer plaats. De Jeugdriagg heeft partijen geadviseerd het traject Kinderen uit de Knel te volgen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om te bepalen dat hij mede met het gezag wordt belast over de kinderen afgewezen. Ook het verzoek van de man om een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen, is afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, alsnog zijn verzoeken ten aanzien van het gezag over en de omgang met de kinderen toe te wijzen, in die zin dat een omgangsregeling wordt bepaald waarbij de kinderen bij hem zijn vier keer een zaterdag van 13.00 uur tot 16.00 uur, vervolgens vier keer een zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur, vervolgens vier keer een zaterdag van 9.00 uur tot zondag 19.00 uur, resulterend in een omgangsregeling van een week per twee weken waarbij het wisselmoment op vrijdag om 17.00 uur zal zijn, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man stelt dat de vrouw iedere vorm van communicatie met hem tegenhoudt. Daarmee maakt zij misbruik van haar bevoegdheid als gezaghebbende ouder. Het kan niet zo zijn dat deze weigering van de vrouw in de weg staat aan toewijzing van het verzoek van de man om samen met haar met het gezag over de kinderen te worden belast. De man wenst mede met het gezag te worden belast om meer te worden betrokken bij de kinderen en meer informatie over hen te krijgen.
De man is het voorts niet eens met het oordeel van de rechtbank dat geforceerde omgang niet in het belang van de kinderen is. Er is al meerdere keren een omgangsregeling vastgesteld die goed gaat totdat de vrouw haar medewerking weigert.
5.2
De vrouw stelt dat zij en de man niet in staat zijn om gezamenlijk afspraken te maken over de kinderen en de verantwoordelijkheid voor hen samen te dragen. Er is geen sprake van goede communicatie, maar van ruzies en verbaal en fysiek geweld. De kinderen zijn daarvan de dupe.
De vrouw schaart zich achter het standpunt van de GI dat geforceerde omgang niet in het belang van de kinderen is. Het is de man die zijn medewerking weigert; niet alleen heeft hij eerder niet meegewerkt aan omgang bij het Omgangshuis, maar ook werkt de man niet mee aan Kinderen uit de Knel.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw hieraan toegevoegd dat de kinderen bang zijn voor de man en dat zij vrezen dat hij hen zal ontvoeren, zoals hij in de zomer van 2018 heeft geprobeerd toen hij hen tegenkwam in het zwembad.
5.3
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de man de kinderen na maanden weer heeft gezien op [kind a] ’s verjaardag in januari 2018. Vervolgens heeft er tot april 2018 weer omgang plaatsgevonden.
Partijen zijn niet gestart met Kinderen uit de Knel toen bleek dat de families van beide kanten eveneens zouden moeten worden betrokken bij dit traject en partijen dat niet wilden.
5.4
De gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat ook [zoon 1] onder toezicht gesteld is en dat de GI een verzoek betreffende de ondertoezichtstelling van [zoon 2] heeft ingediend. Er zijn zowel zorgen om de instabiele thuissituatie van de vrouw als om de instabiele verstandhouding tussen partijen (en die tussen de vrouw en de heer [X] ). De vrouw heeft wisselende relaties, waar haar kinderen bij worden betrokken. De kinderen weten niet waar zij aan toe zijn doordat die relaties telkens worden verbroken en in sommige gevallen hervat. De kinderen zijn vaak getuige geweest van huiselijk geweld. Er bestaan vooral zorgen om [kind a] ; hij heeft woedeaanvallen en hij vertoont agressie tegen zijn broertjes en klasgenoten. De GI probeert hulpverlening voor [kind a] in te schakelen, maar die kan niet starten zolang de thuissituatie niet stabiel is. Op 7 september 2018 heeft een netwerkberaad plaatsgevonden waarbij partijen, de heer [X] , de GI, de politie en 10 voor Toekomst aanwezig waren. Afgesproken is dat de man, de vrouw en de heer [X] onderling geen contact hebben met elkaar. Als laatste redmiddel is de GI voornemens het Omgangshuis in te schakelen. Indien er geen verbetering optreedt, wordt een uithuisplaatsing van de kinderen wellicht noodzakelijk.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd. Door de raad is naar voren gebracht dat omgang met de man in beginsel in het belang van de kinderen is, maar dat de vaststelling van een omgangsregeling thans geen kans van slagen heeft vanwege de onrustige, onveilige situatie waarin de kinderen verkeren. Die situatie is dermate onstabiel dat geen hulpverlening voor [kind a] kan starten. Het is daarom de vraag of de inzet van het Omgangshuis op dit moment vruchtbaar zal zijn. Pas als gekeken is naar de opvoedsituatie van de kinderen, hulpverlening voor hen is gestart, en sprake is van een duidelijke, stabiele en voorspelbare situatie waarin omgang gefaciliteerd zou kunnen worden, kan gekeken worden naar de mogelijkheden van omgang, aldus de raad.
5.6
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de kinderen al veel (veranderingen) hebben meegemaakt. Zij zijn meerdere keren van verblijfplaats gewisseld en er is sprake van veel conflicten tussen de vrouw en haar ex-partners, onder wie de man en de heer [X] , al dan niet gepaard gaand met geweld of de dreiging daartoe. Gebleken is dat de heer [X] al meerdere keren aangifte heeft gedaan bij de politie tegen de vrouw, voor het laatst op 5 augustus 2018. Volgens de heer [X] waren alle kinderen van de vrouw bij dat laatste incident, waarbij hij letsel stelt te hebben opgelopen, aanwezig.
Daarnaast wisselen periodes waarin er omgang is tussen de man en de kinderen zich af met periodes waarin er geen omgang is, hetgeen onrust en onduidelijkheid meebrengt.
Na het onder 5.4 vermelde netwerkberaad is aan de vrouw op 13 september 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven door de GI waarin, kort gezegd, is benadrukt dat de vrouw de verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid en stabiliteit van de kinderen. De vrouw dient er dan ook voor te zorgen dat zij niet worden belast met volwassen zaken en dat zij geen getuige zijn van huiselijk geweld, gepleegd door de man en de heer [X] . Hoewel ook is bepaald dat er geen contact mag zijn tussen de vrouw en de vaders en tussen de vaders onderling, zijn er volgens de vrouw toch weer vijf incidenten geweest waarbij zij is bedreigd.
5.7
Naar het oordeel van het hof is er, gelet op de verstoorde verstandhouding tussen partijen, een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen hun ouders indien de man en de vrouw gezamenlijk met het gezag over hen zouden worden belast. Weliswaar zijn er periodes, zoals in het eerste kwartaal van 2018, waarin partijen redelijk contact met elkaar hebben en er omgang plaatsvindt, maar tot nu toe volgen daarop telkens periodes waarin sprake is van ruzie (en geweld of de dreiging daartoe). Die conflicten zijn dermate hoog opgelopen dat er in september 2018 een netwerkberaad heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van de politie en dat de vrouw zich op grond van een aan haar door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing dient te onthouden van contact met de man. Partijen zijn, ook met de ingezette hulpverlening, niet in staat gebleken hun verstandhouding te verbeteren. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zal komen, dusdanig dat partijen in staat kunnen worden geacht gezamenlijk op behoorlijke wijze invulling te geven aan gezag in die zin dat zij samen beslissingen kunnen nemen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve in zoverre bekrachtigen.
5.8
Het hof zal de beschikking waarvan beroep eveneens bekrachtigen voor zover daarbij het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling is afgewezen. Weliswaar kan omgang volgens de raad in het belang van de kinderen worden geacht, maar met de raad is het hof van oordeel dat een omgangsregeling thans niet te faciliteren is gezien de onstabiele situatie bij de vrouw thuis die mogelijk zelfs zal leiden tot een uithuisplaatsing van (een van) de kinderen, en die mede wordt veroorzaakt door de conflicten met de man. De kinderen, en vooral [kind a] , kampen met (trauma en) gedragsproblemen als gevolg van hun jarenlang onrustige thuissituatie, en zijn vooral gebaat bij rust, hetgeen een basisvoorwaarde is voor de aanvang van therapie. Het bepalen van een omgangsregeling zal thans veeleer onrust brengen en om die reden moet worden geoordeeld dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.T. Hoogland en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 13 november 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.