ECLI:NL:GHAMS:2018:4136
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezag en omgang tussen ouders van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om mede gezag over zijn kinderen te krijgen en een omgangsregeling vast te stellen, werd afgewezen. De man en de vrouw hebben samen twee kinderen, geboren in 2011 en 2013, en zijn sinds 2013 uit elkaar. De vrouw heeft het gezag over de kinderen en de man heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij de vrouw, die ook een zoon heeft uit een eerdere relatie. De man heeft in het verleden niet meegewerkt aan omgangscontacten en heeft zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling ingetrokken. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat er zorgen zijn over de stabiliteit van de thuissituatie van de vrouw en de omgang tussen de man en de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd dat omgang met de man in beginsel in het belang van de kinderen is, maar dat de huidige onveilige situatie geen kans van slagen biedt voor een omgangsregeling. Het hof heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, zowel wat betreft het gezag als de omgangsregeling.