ECLI:NL:GHAMS:2018:4135
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag over een minderjarige en benoeming van een voogd
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2013. De ouders, die in eerste aanleg in de rechtbank Noord-Holland een beschikking kregen die hun gezag beëindigde, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de beëindiging van het gezag verzocht, omdat de minderjarige sinds zijn geboorte uit huis is geplaatst en in een pleeggezin verblijft. De ouders hebben in het verleden geprobeerd om hun kind terug te krijgen, maar hebben zich inmiddels neergelegd bij de uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2018 hebben de ouders hun zorgen geuit over de gevolgen van de beëindiging van hun gezag, waaronder het verlies van contact met hun kind. De Raad heeft echter betoogd dat de ouders niet in staat zijn om een stabiele opvoedsituatie te bieden en dat de belangen van de minderjarige voorop staan. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van gezag en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De ouders hebben recht op betrokkenheid in het leven van hun kind, maar het hof oordeelt dat de benoeming van een neutrale derde als voogd in het belang van de minderjarige is.