Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
"Purmerends raadslid schoffeert alsmaar ambtenaren, toegang tot het stadhuis is hem ontzegd."
eerste griefklaagt erover dat de voorzieningenrechter acht heeft geslagen op geanonimiseerde stukken en anonieme verklaringen die door de gemeente zijn ingebracht. De grief faalt. In dit kort geding gaat het niet om de beoordeling van getuigenbewijs maar om de vraag of de gemeente op basis van de door haar ingebrachte stukken en verklaringen haar verweer voldoende heeft onderbouwd en aannemelijk heeft gemaakt. Overigens vormen in dat verband de anonieme verklaringen maar een klein onderdeel van hetgeen de gemeente ter toelichting heeft betoogd en liggen deze verklaringen in lijn met andere (niet geanonimiseerde) gegevens die zij heeft overgelegd. Bovendien valt te rechtvaardigen dat de ambtenaren van wie de bewuste (anonieme) verklaringen afkomstig zijn verschoond willen blijven van acties van [appellant] naar aanleiding van die verklaringen, zoals de gemeente heeft betoogd. Ook het hof weegt daarom die verklaringen mee.
grief IIstelt [appellant] dat de voorzieningenrechter de door de gemeente in het geding gebrachte verklaringen onjuist heeft gewaardeerd en de feiten onvolledig heeft vastgesteld, omdat er helemaal niet veelvuldig over hem is geklaagd. Deze grief faalt, omdat hij zijn weerlegging vindt in hetgeen hierboven bij de feiten al is vermeld en voorts in de verklaring (prod.17) van [A] , voormalig raadsgriffier, waar zij (onder meer) schrijft: “Ik denk dat ik van de zomer 2015 tot mei 2017 zeker tientallen keren ben aangesproken door verschillende ambtenaren van allerlei geledingen op het gedrag van [appellant] .”
grief III, inhoudend dat een onjuist beeld is ontstaan dat [appellant] gemeenteambtenaren over allerlei zaken aanspreekt. In dat verband merkt de gemeente terecht op dat in de inleidende dagvaarding [appellant] juist zelf naar voren brengt dat hij ambtenaren aanspreekt en om opheldering vraagt. Anders dan [appellant] meent, blijkt uit onder meer de stukken waaraan onder 3.4 al werd gerefereerd dat de ambtenaren dit als storend ervaren en zich daardoor niet altijd veilig voelen.