ECLI:NL:GHAMS:2018:4084
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de onderhoudsplichtige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van de kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige]. De man en de vrouw hebben tot juni 2015 een relatie gehad, waaruit [minderjarige] is geboren. De vrouw heeft het gezag over [minderjarige] en de man heeft [minderjarige] erkend. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere beschikking op 19 april 2017 bepaald dat de man een bijdrage van € 115,- per maand moet betalen, met ingang van 1 december 2016. De man is in hoger beroep gegaan en verzoekt de bijdrage te verlagen, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep verzoekt om een hogere bijdrage van € 304,- per maand. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen. De man heeft zijn verweer dat hij niet over voldoende draagkracht beschikt niet afdoende onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is en dat zijn netto besteedbaar inkomen hoger is dan door hem gesteld. De behoefte van [minderjarige] is vastgesteld op € 387,- per maand, en na een draagkrachtvergelijking is bepaald dat de man € 261,- per maand moet betalen met ingang van 1 december 2016 en € 222,- per maand met ingang van 1 november 2017. Het hof heeft het principaal hoger beroep van de man verworpen en het incidenteel hoger beroep van de vrouw gedeeltelijk toegewezen.