In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [appellant] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopig deskundigenonderzoek. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoeken waren afgewezen. Het hof oordeelde dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar was, omdat [appellant] recht en belang had bij het verkrijgen van informatie over de toedracht van een ongeval dat hij op 4 februari 2009 had meegemaakt tijdens zijn werkzaamheden bij KLM. Het hof vond dat de door [appellant] voorgestelde getuigen voldoende relevantie hadden voor de zaak, ondanks dat KLM betwistte dat deze getuigen iets konden verklaren over het ongeval. Het hof wees het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek af, omdat dit verzoek prematuur werd geacht; [appellant] had onvoldoende belang bij een deskundigenonderzoek op dit moment, aangezien de uitkomsten van het getuigenverhoor mogelijk invloed zouden hebben op de noodzaak van een deskundigenonderzoek. De kosten van het geding werden toegewezen aan KLM, die in het ongelijk was gesteld. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere afhandeling.