ECLI:NL:GHAMS:2018:3965

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-001181-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar in het openbaar vervoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het beledigen van een buitengewoon opsporingsambtenaar op 16 januari 2018 te Schiphol. De tenlastelegging betrof het opzettelijk beledigen van de ambtenaar door haar meermalen de woorden 'kankerlijer' toe te voegen, wat als beledigend werd beschouwd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op belediging en dat de context van de uitlatingen dit niet rechtvaardigde. Het hof oordeelde echter dat de uitlatingen, gedaan in de tegenwoordigheid van de ambtenaar, beledigend waren en dat de verdachte opzet had op belediging. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte de ambtenaar had beledigd. De straf werd vastgesteld op een geldboete van € 300 en 6 dagen hechtenis, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen. Het hof hield rekening met de ernst van de belediging, de omstandigheden waaronder deze was gepleegd en de impact op de openbare orde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001181-18
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-011585-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West – De Dordtse Poorten te Dordrecht.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Schiphol, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] (buitengewoon opsporingsambtenaar), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, voornoemde [verbalisant] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door haar eenmaal of meermalen mondeling toe te voegen de woorden “Kankerlijers”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit op grond van het volgende.
De verdachte had geen opzet op het beledigen van de aangeefster. Daarnaast zijn de door de verdachte geuite bewoordingen naar hun aard weliswaar beledigend, maar gelet op de context waarin zij zijn gebezigd c.q. de gemoedstoestand waarin de verdachte toen verkeerde, kunnen zij niet als belediging worden gekwalificeerd. De verdachte was geïrriteerd en gefrustreerd en bedoelde met zijn uitlating alleen tot uitdrukking te brengen dat de aangeefster weg moest gaan.
Het hof overweegt als volgt. Een aan een ander in zijn tegenwoordigheid toegevoegde uitlating moet als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel daarover zal, volgens rechtspraak van de Hoge Raad, bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9796, NJ 2010/671). Een dergelijke situatie doet zich in deze zaak niet voor. Uit het dossier, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, volgt dat hij de aangeefster meermalen heeft uitgescholden voor ‘kankerlijer’ – een uitlating die op zichzelf reeds beledigend van karakter is – naar aanleiding van bij hem ontstane frustratie over haar werkzaamheden in het kader van de controle van het NS-vervoersbewijs van de verdachte.
Voorts staat voldoende vast dat de verdachte opzet had op het beledigen van de aangeefster. De bij de verdachte gerezen irritatie en frustratie doen daar geenszins aan af. Die emoties duiden daarentegen juist op de doelgerichtheid van zijn uitlatingen.
Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2018 in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] (buitengewoon opsporingsambtenaar), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening in dier tegenwoordigheid heeft beledigd door haar meermalen mondeling toe te voegen het woord “kankerlijer”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, het hof verzocht in verband met de beperkte financiële middelen van de verdachte de geldboete te matigen en te bepalen dat deze in termijnen kan worden voldaan. Voorts heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat de verdachte geen relevante Justitiële Documentatie heeft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar gedurende en ter zake van haar functie als hoofdconducteur op een trein van de NS. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Daar komt bij dat het feit is gepleegd in een trein, zodat dergelijk handelen ook kan bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid bij passagiers in het openbaar vervoer. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij het relevante oriëntatiepunt voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor belediging een geldboete van € 150 wordt genoemd. Dit bedrag kan met 33% tot 100% worden verhoogd indien het feit is begaan tegen een opsporingsambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening. Daarvan is in onderhavig geval sprake. Gelet op de aard van de belediging en het feit dat deze is geuit in het openbaar vervoer, zodat medepassagiers hiervan getuige (kunnen) zijn geweest, acht het hof, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
één maand, elke termijn groot
€ 50 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]