ECLI:NL:GHAMS:2018:3961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-004041-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en belediging met financiële overwegingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en belediging, gepleegd op 10 juli 2016 te Schiphol, waar hij een slachtoffer meermalen heeft geduwd en in het gezicht heeft geslagen, en hem in het gezicht heeft gespuugd. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van zowel mishandeling als eenvoudige belediging. De eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling is meegewogen in de strafmaat.

De politierechter had de verdachte een geldboete van € 500 opgelegd, maar het hof heeft, rekening houdend met de financiële situatie van de verdachte, besloten om een taakstraf van 30 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de impact op het slachtoffer. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004041-17
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-157034-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1:hij op of omstreeks 10 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal te duwen en/of in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan;
2:hij op of omstreeks 10 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk [slachtoffer], in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het lichaam te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij op 10 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te slaan;
2:hij op 10 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk [slachtoffer] in zijn tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door die [slachtoffer] in het gezicht te spugen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke geldboete, subsidiair een taakstraf, aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangever in zijn gezicht te slaan. Deze heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel bekomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Daarnaast heeft de verdachte de aangever beledigd door hem in het gezicht te spugen. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en is voor de aangever grievend geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2018 is hij eerder ter zake van mishandeling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Hoewel in de relevante oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van beide feiten een geldboete wordt genoemd, ziet het hof in de huidige financiële situatie van de verdachte aanleiding te kiezen voor de modaliteit van een taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en (subsidiair) door de raadsman is verzocht. Het hof ziet daarvoor geen belemmering in de overige persoonlijke omstandigheden, zoals die door de raadsman en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht (waaronder de lichamelijke en psychische gesteldheid van de verdachte).
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]