ECLI:NL:GHAMS:2018:3954

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-003829-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal tijdens proeftijd met recidive

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor winkeldiefstal. De verdachte heeft op 3 oktober 2016 in Amsterdam chocolade weggenomen uit een winkel van Dirk. De zaak is behandeld op 6 juli 2018, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en was op het moment van de diefstal onder voorwaardelijke veroordeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De straf is opgelegd met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet kan worden vrijgesproken van de tenlastelegging en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat deze in een andere zaak zal worden toegewezen. Het arrest is uitgesproken op 20 juli 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003829-16
datum uitspraak: 20 juli 2018
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702789-16 en 15-209029-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen chocolade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Dirk (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen chocolade toebehorende aan winkelbedrijf Dirk, filiaal [adres 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van 32 chocoladerepen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast materiële schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. Bovendien heeft de verdachte door aldus te handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2018 is hij eerder herhaaldelijk onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Bovendien is het bewezenverklaarde feit gepleegd gedurende een lopende proeftijd in verband met de voorwaardelijke veroordeling voor een soortgelijk feit en een lopende proeftijd in verband met een ander vermogensdelict. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals door de politierechter is opgelegd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging 15-209029-15

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2015 met parketnummer 15-209029-15 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf eveneens heeft gevorderd in de zaken onder de parketnummers 23-002901-16 en 23-002600-16, in welke zaken het hof eveneens heden uitspraak doet. In verband met de omstandigheid dat de vordering in laatst genoemde zaak zal worden toegewezen, wordt de vordering tot tenuitvoerlegging in onderhavige zaak afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 5 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2015, parketnummer 15-209029-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.