ECLI:NL:GHAMS:2018:3953

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-002901-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een brommer en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1983, was beschuldigd van schuldheling van een brommer, die hij op 12 juli 2016 in Amsterdam had verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door diefstal verkregen goed betrof. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan schuldheling, wat bijdraagt aan een circuit van vermogensmisdrijven.

Daarnaast heeft het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft deze vordering afgewezen, omdat in een andere zaak de vordering tot tenuitvoerlegging wel werd toegewezen. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de griffier, die echter niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002901-16
datum uitspraak: 20 juli 2018
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702273-16 en 15-209029-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een brommer (van het merk Citta kenteken [kenteken]) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2016 te Amsterdam een brommer van het merk Citta met kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een brommer. Daarmee heeft de verdachte deel uitgemaakt van een circuit waarin uit misdrijf afkomstige goederen worden verhandeld en heeft aldus indirect het plegen van vermogensmisdrijven bevorderd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit. Bovendien is het bewezenverklaarde feit gepleegd gedurende een lopende proeftijd in verband met de voorwaardelijke veroordeling voor dat soortgelijke feit en een lopende proeftijd in verband met een ander vermogensdelict. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals door de politierechter is opgelegd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging 15-209029-15

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2015 met parketnummer 15-209029-15 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf eveneens heeft gevorderd in de zaken onder de parketnummers 23-003829-16 en 23-002600-16, in welke zaken het hof eveneens heden uitspraak doet. In verband met de omstandigheid dat de vordering in laatst genoemde zaak zal worden toegewezen, wordt de vordering tot tenuitvoerlegging in onderhavige zaak afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 18 juli 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2015, parketnummer 15-209029-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.