ECLI:NL:GHAMS:2018:3952

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-000152-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter Zaanstad inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zaanstad. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de overtreding van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013, dat betrekking heeft op het niet opvolgen van een verwijderingsbevel van de politie. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld, stellende dat de kantonrechter ten onrechte de verdachte ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet tegen de strafbeschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de strafbeschikking niet aan de verdachte in persoon is betekend en dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte eerder op de hoogte was van de strafbeschikking. Hierdoor heeft het hof de ontvankelijkheid van de verdachte in het verzet bevestigd.

De tenlastelegging betrof een incident op 29 november 2014 te Zaandam, waarbij de verdachte zich in een samenscholing bevond en niet voldeed aan een bevel van de politie om zich te verwijderen. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de processen-verbaal van de verbalisant beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €370,00, met een voorwaardelijke straf van zeven dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000152-17
datum uitspraak: 20 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zaanstad van 10 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-152935-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid

De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het vonnis moet worden vernietigd aangezien de kantonrechter ten onrechte de verdachte ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde verzet. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat het verzet is ingesteld op 3 maart 2015 (poststempel 2 maart 2015), terwijl de initiële strafbeschikking op 24 december 2014 is verzonden naar het BRP-adres waar de verdachte sinds 3 november 2014 is ingeschreven. Dit levert een overschrijding van de verzettermijn op.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat op grond van artikel 257e van het Wetboek van Strafvordering door een verdachte verzet tegen een strafbeschikking kan worden ingesteld binnen veertien dagen nadat een afschrift daarvan aan hem in persoon is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is geworden.
Het hof stelt vast dat uit de stukken van het dossier niet is gebleken dat de strafbeschikking aan de verdachte in persoon is betekend. Evenmin is gebleken dat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de verdachte langer dan twee weken voor het instellen van het verzet met de strafbeschikking bekend was.
Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter terecht de verdachte ontvankelijk verklaard in het verzet.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 november 2014, te Zaandam, in de gemeente Zaanstad, op een openbare plaats, te weten de Dam, bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstonden of dreigden te ontstaan en/of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstonden of dreigden te ontstaan, aanwezig was en/of zich heeft bevonden in een samenscholing, niet heeft voldaan aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie, om zijn weg te vervolgen en/of zich in de door voornoemde ambtenaar aangewezen richting te verwijderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat, gelet op de verklaring van de verdachte en de door hem gemaakte camerabeelden ter plaatse, niet zonder meer kan worden uitgegaan van de juistheid van de door de verbalisant [verbalisant] opgemaakte processen-verbaal.
Anders dan de raadsman, ziet het hof geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de door verbalisant Grimminck op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van 29 november 2014 en 19 maart 2015. Daarbij neemt het hof in overweging dat zowel uit eerstgenoemd proces-verbaal als uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat het verwijderingsbevel is gegeven nadat de verdachte is gestopt met filmen, zodat aan het feit dat op de door de verdachte gemaakte camerabeelden niet is te zien of horen dat hem een dergelijk bevel is gegeven geen betekenis kan worden toegekend.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2014 te Zaandam, in de gemeente Zaanstad, op een openbare plaats, bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstonden of dreigden te ontstaan aanwezig was, niet heeft voldaan aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie om zijn weg te vervolgen en zich in de door voornoemde ambtenaar aangewezen richting te verwijderen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft, in geval van een bewezenverklaring, gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 370 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet opvolgen van een op grond van artikel 2:1 van de APV Zaanstad gegeven verwijderingsbevel. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor een door het bevoegd gezag gegeven bevel ter handhaving van de openbare orde.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof ziet in het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde en gelet op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aanleiding om de geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen en een kortere proeftijd te gelasten dan door de advocaat-generaal is gevorderd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2:1 en 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 24 december 2014 onder CJIB-nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 370,00 (driehonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.