ECLI:NL:GHAMS:2018:3940

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
23-004576-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van vonnis met betrekking tot bewezenverklaring van geldbedrag in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2016. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure met parketnummer 23-004576-16. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, specifiek met betrekking tot de bewezenverklaring van een geldbedrag van 2250 euro. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank had moeten oordelen dat er slechts 750 euro uit de portemonnee van de aangever was weggenomen, in plaats van het eerder vastgestelde bedrag. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaring van de aangever, die door de bevoegde opsporingsambtenaren was vastgelegd in een proces-verbaal. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank herzien en de relevante passages in het vonnis gecorrigeerd. De uitspraak van het hof bevestigt het vonnis voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van het vonnis van de rechtbank in stand blijven. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de griffier aanwezig was. De zaak is behandeld in tegenwoordigheid van de gemachtigde raadsman van de verdachte, die hoger beroep had ingesteld tegen het eerdere vonnis.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004576-16
Datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-700487-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres] (België).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar uitsluitend voor zover de bewezenverklaring op bladzijde 7 van het vonnis (in de 4e regel van de bewezenverklaring) inhoudt “met daarin een geldbedrag van 2250 euro” en voor zover blijkens de bewijsvoering op bladzijde 5 van het vonnis (in de 10e en 11e regel) tot het bewijs is gebezigd de op 2 november 2009 afgelegde verklaring van de aangever [naam 1] voor zover deze inhoudt dat hij ‘2250 euro in zijn broekzak had, die er tijdens de overval is uitgehaald’. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, verklaart het hof in plaats van “met daarin een geldbedrag van 2250 euro’ bewezen: “
met daarin een geldbedrag” en bezigt het hof daartoe tot het bewijs het proces-verbaal van 19 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende als de tegenover hen afgelegde verklaring van de aangever [naam 1] (doorgenummerde p. 64) dat hij schat dat 750 euro uit de portemonnee is weggenomen.
Voorts leest het hof op bladzijde 3 van het vonnis in de 3e regel van onder het woord “verdachte” verbeterd in “ [naam 2] ”.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk, in voege zoals hiervoor vermeld, doet in zoverre wat de rechtbank had behoren te doen en bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2017.
[......]
.