In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij een incident op 27 september 2014 te Amsterdam, waarbij openlijk geweld zou zijn gepleegd tegen een taxi. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 oktober 2018 is vastgesteld dat vier vrouwen, waaronder de verdachte, in de taxi van de aangever zaten. Drie van deze vrouwen hebben openlijk geweld gepleegd tegen de taxi, maar het hof kon niet concluderen dat de verdachte één van deze drie vrouwen was. De verdachte heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij het geweld en haar verklaring werd ondersteund door getuigen die bevestigden dat zij zich afzijdig had gehouden van de ruzie. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van openlijk geweld en vernieling. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.