ECLI:NL:GHAMS:2018:3892
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de gezinsbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind b]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een beschikking gekregen van de rechtbank Noord-Holland, waarin de ondertoezichtstelling van [kind b] was opgelegd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder is op 29 mei 2018 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2018 zijn de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en een gezinsmanager van de gecertificeerde instelling (GI) verschenen.
De moeder heeft twee kinderen, [kind a] en [kind b]. [kind a] staat onder toezicht sinds 2005 en is op 20 augustus 2017 uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling van [kind b] was aanvankelijk gerechtvaardigd vanwege zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de problematiek van de moeder, die gediagnosticeerd is met een borderline persoonlijkheidsstoornis en ADHD. De moeder heeft echter aangetoond dat zij goed samenwerkt met de hulpverlening en dat de situatie in het gezin is verbeterd.
Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van [kind b] niet langer aanwezig zijn. Zowel de GI als de Raad hebben aangegeven dat de ondertoezichtstelling kan worden opgeheven, omdat de moeder goed functioneert en de ontwikkeling van [kind b] positief is. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van [kind b] met ingang van heden en het verzoek van de Raad in dat opzicht afgewezen. De overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd.