ECLI:NL:GHAMS:2018:3810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
23-003338-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld vervoerd via Schiphol met slikkersbollen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor witwassen. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was op 2 september 2017 op Schiphol aangehouden met een totaalbedrag van € 44.820,--, waarvan € 36.800,-- in slikkersbollen in zijn lichaam was verstopt. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van het geld en verklaarde dat hij het geld had vervoerd vanuit Zurich naar Nederland om daar goederen te kopen voor zijn bedrijf in Nigeria. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat het geld vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en op basis van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003338-17
datum uitspraak: 19 oktober 2018
tegenspraak (na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-171530-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2017 door de politierechter toegelaten wijziging tenlastelegging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 september 2017, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, te weten: 44.820 euro, (onder andere verpakt in slikkersbollen), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp, te weten voornoemde hoeveelheid geld, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp, te weten voornoemde hoeveelheid geld, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
- van een hoeveelheid geld, te weten 36.800,-- euro, verpakt in slikkersbollen, de herkomst en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende was
en
- een hoeveelheid geld, te weten 8.020,-- euro, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat voornoemde hoeveelheden geld geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. De verklaring van
de verdachteafgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2017. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 2 september (hof begrijpt: 2017) aankwam op Schiphol en in het bezit was van € 44.820,--. Van dit bedrag vervoerde ik € 36.800,-- in slikkersbollen in mijn lichaam en € 8.020,-- in mijn zak.
2. Een proces-verbaal van 4 september 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 3] (politiedossier pagina 26 t/m 34). Dit proces-verbaal houdt in als de op even genoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
de verdachte, voor zover hier van belang:
Ik ben met het vliegtuig vanuit Zurich naar Nederland gekomen. Toen ik uit het vliegtuig kwam werd ik aangehouden door een politieagent. In het ziekenhuis hebben ze een foto van mijn lichaam gemaakt en daar zagen ze wat er in mijn lichaam zat. Gisteren en eergisteren zijn de pakketjes (het hof begrijpt: met geld) uit mijn lichaam gekomen.
Iemand die ik ken heeft mijn vliegticket gekocht. Ik heb het ticket niet zelf betaald. Ik zou die persoon ontmoeten in een bar in de Bijlmer. Ik weet niet hoe deze persoon heet. Ik heb deze persoon een keer gesproken dat was vlak voordat ik naar Nederland ging. Ik was op dat moment in Zurich. Ik ga regelmatig van Italië naar Zwitserland.
Ik heb zes rollen (hof begrijpt: met geld) geslikt. Iemand anders heeft die bollen voor mij gemaakt. Ik was er wel bij. Ik had ook contant geld op zak bij me. Ongeveer achtduizend euro. Van dat contante geld zat een deel in een envelop, zodat niet iedereen zou zien hoeveel geld ik bij mij had. Dat geld is van mij. Hoe ik eraan kom is mijn zaak.
3. Een proces-verbaal van 2 september 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (politiedossier pagina 5 en 6). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang als verklaring van
verbalisanten voornoemd:
Op zaterdag 2 september 2017 om 14.20 uur hielden wij, ter hoogte van gate B13 op de luchthaven Schiphol (hof weet ambtshalve: gemeente Haarlemmermeer) als verdachte aan [verdachte].
4. Een proces-verbaal van 3 september 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 2] (politiedossier pagina 15 en 16). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang als verklaring van
verbalisant voornoemd:
Na aanhouding van de verdachte is deze aan diens kleding onderzocht.
Tijdens het onderzoek aan de kleding van de verdachte werd in zijn portemonnee een geldbedrag aangetroffen van € 8.020,--. Het betrof:
- acht biljetten van vijfhonderd euro
- een biljet van honderd euro
- zeven biljetten van vijftig euro.
Na aanhouding heeft de verdachte toestemming gegeven mee te werken aan een CT-scanonderzoek.
5. Een proces-verbaal van 6 september 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] (politiedossier pagina 22 en 23). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang als verklaring van
verbalisanten voornoemd:
Op woensdag 6 september 2017 hebben wij, verbalisanten, het volgende aangetroffen:
Verdachte heeft in totaal zes geldbollen geproduceerd. Wij, verbalisanten, hebben deze zes bollen uitgepakt en nader onderzocht.
Nadat wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3], de verpakkingslagen hadden verwijderd werden er door ons verschillende euro biljetten aangetroffen. De navolgende biljetten zijn aangetroffen.
- zeventwintig biljetten van honderd euro;
- dertien biljetten van tweehonderd euro;
- drieënzestig biljetten van vijfhonderd euro.
In totaal is er een bedrag van € 36.800,-- aangetroffen.
Nadere bewijsoverweging
De verdachte is afkomstig uit Nigeria waar hij naar eigen zeggen samen met zijn vrouw een klein bedrijfje heeft. Hij heeft de afgelopen tien jaar in Italië gewoond waar hij schoonmaker is en ongeveer 500 a 600 euro per maand verdient.
De verdachte heeft op 2 september 2017 een groot geldbedrag van in totaal € 44.820,-- vanuit Zurich via Schiphol naar Nederland vervoerd. Dit bedrag bestond onder meer uit eenenzeventig coupures van 500 euro biljetten, dertien biljetten van 200 euro en achtentwintig biljetten van 100 euro. Een klein deel van dit geld zat, in een enveloppe, in de portemonnee van de verdachte die is aangetroffen in zijn kleding. Dit bedrag was lager dan het bedrag van de aangiftegrens. Het grootse te deel van het geld, € 36.800,--, had de verdachte in zogenaamde slikkersbollen ingeslikt en vervoerde hij aldus verstopt in zijn lichaam. Voor deze opmerkelijke wijze van vervoeren van contant geld heeft de verdachte geen logische verklaring afgelegd, anders dan dat hij dit een veilige manier van vervoeren vond.
Over de herkomst van het geld en de reden waarom hij met dit geld naar Nederland is gekomen heeft de verdachte evenmin een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring afgelegd.
Tegenover de politie heeft hij verklaard dat hij een week daarvoor in Italië de geldbollen heeft geslikt, waarna hij nog zes dagen in Zurich heeft verbleven, en daar de geldbollen noodgedwongen weer heeft uitgepoept en opnieuw heeft moeten slikken. Met dit geld zou hij in Nederland tweedehands autobanden, koelkasten en televisies hebben willen kopen en vervolgens naar Nigeria verschepen om daar – naar het hof aanneemt – in zijn eigen bedrijfje met winst te verkopen. Nog afgezien van het feit dat de verdachte niet in staat was om aan te geven bij welke bedrijven hij voornemens was deze spullen te kopen, acht het hof deze verklaring van verdachte onaannemelijk.
Daarbij komt dat de verdachte over de herkomst van het geld wisselend heeft verklaard. Bij de politie op 4 september 2017 en bij de rechter-commissaris op 5 september 2017 heeft hij verklaard dat het geld van hem was en afkomstig was van zijn eigen bedrijfje in Nigeria. Van dit bedrijfje heeft hij geen enkel document overgelegd waaruit blijkt dat dit bedrijf ook daadwerkelijk bestaat dan wel voldoende omzet maakt om bedragen als bij de verdachte aangetroffen, te kunnen verantwoorden.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte zijn verklaring aangepast en verklaard dat hij de maand daarvoor, dat wil zeggen in oktober 2017, dertigduizend euro van zijn broer heeft ontvangen. Deze broer heet [naam 1] en woont in Anambra in Nigeria. Ten bewijze van deze lening heeft hij een brief van de advocaat van ene [naam 2] uit Anambra aan het hof overgelegd. Deze brief is gericht aan de Zwitserse autoriteiten en is gedateerd 21 maart 2017, op welk moment de verdachte kennelijk in Zwitserland was gedetineerd, omdat onder hem een bedrag van 30.000 euro was aangetroffen. Nu deze brief over een ander geldbedrag lijkt te gaan dat kennelijk al zes maanden eerder in het bezit van de verdachte was en niet duidelijk is geworden wat er met dit geldbedrag, dat mogelijk door de Zwitserse autoriteiten in beslag is genomen, is gebeurd, acht het hof ook deze verklaring van de verdachte over de legale herkomst van het geld onaannemelijk.
Bij deze stand van zaken en nu het een feit van algemene bekendheid is dat via Schiphol vaak grote bedragen in contanten, die een illegale herkomst hebben, worden in- of uitgevoerd en gelet op de hoogte van het bedrag, de coupures waaruit het bestond en de wijze waarop het werd vervoerd, kan het niet anders dan dat dit geld uit misdrijf afkomstig is.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest en met verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 44.820,--.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van bijna vijftigduizend euro. Het geld is – na een melding van de Zwitserse autoriteiten dat uit een daar lopend onderzoek naar een Nigeriaanse bende die handelt in verdovende middelen – op Schiphol bij de verdachte, deels in zijn lichaam in zogenaamde slikkersbollen, aangetroffen. Een ander, veel kleiner deel had de verdachte contant op zak. De verdachte heeft over de herkomst van dit geld geen aannemelijke verklaring kunnen afleggen, ondanks dat hij daartoe tot aan de terechtzitting in hoger beroep voldoende gelegenheid heeft gehad, zodat het hof ervan uitgaat dat dit geld afkomstig is uit misdrijf. Door het geld vanuit Zwitserland naar Nederland te vervoeren heeft hij meegewerkt aan het onttrekken van opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan een systeem waarin gelden die afkomstig zijn van misdrijf worden verborgen of verhuld of daaraan een schijnbaar legale herkomst kan worden verschaft, waarin misdrijven kunnen gedijen. Deze handelwijze tast de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig aan. Gezien de aanzienlijke hoeveelheid geld en de evenals bij de vervoer van verdovende middelen gehanteerde professionele wijze van verbergen in slikkersbollen, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden een passende bestraffing is.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij niet eerder strafrechtelijk in Nederland is veroordeeld en evenmin in Italië, zijnde het land waar de verdachte naar eigen zeggen al tien jaar woonachtig en werkzaam is. Daarnaast zijn in hoger beroep geen omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan het hof tot een ander oordeel dient te komen dan de rechter in eerste aanleg.
Verbeurdverklaring
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 44.820,--. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 44.820,--.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2018.
[…]