ECLI:NL:GHAMS:2018:3809

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
23-004406-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake winkeldiefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was eerder veroordeeld voor een vermogensdelict, namelijk winkeldiefstal, gepleegd op 8 maart 2016 te Alkmaar. De tenlastelegging omvatte de diefstal van een bakje fruit, waarbij de verdachte geweld heeft gebruikt tegen medewerkers van het betrokken bedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam met betrekking tot de bewezenverklaring en de strafoplegging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de diefstal met geweld en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. Het hof heeft een gevangenisstraf van één maand opgelegd, die voorwaardelijk is, en daarnaast een taakstraf van tachtig uren. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente pogingen om zijn leven te beteren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004406-17
datum uitspraak: 19 oktober 2018
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-053368-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 maart 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bakje fruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de bedrijfsleider en/of een of meer medewerker(s) van [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die bedrijfsleider en/of medewerker(s) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of geduwd en/of aan die bedrijfsleider en/of medewerker(s) heeft getrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging tot een andere beslissing komt.

Bewezenverklaring

Het hof bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 maart 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bakje fruit, toebehorende aan [bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen medewerkers van [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, (een van) die medewerkers heeft geduwd en aan (een van) hen heeft getrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal gevolgd door geweld tegen personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte eveneens zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, en toen hij op heterdaad werd betrapt zich recalcitrant heeft opgesteld en zich gewelddadig heeft gedragen tegenover het winkelpersoneel. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het personeel en op het eigendomsrecht van anderen. Winkeldiefstal is, naar algemeen bekend, mede vanwege de frequentie waarmee winkeliers hiermee te maken krijgen en waartegen zij zich met behulp van cameratoezicht en beveiliging trachten te beschermen, een kostbaar en zeer ergerlijk feit. Als die diefstal met geweld gepaard gaat levert dat voor het personeel overlast en gevoelens van onveiligheid op de werkvloer op. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom zonder meer een passende bestraffing.
Daarbij komt dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 op naam van de verdachte blijkt dat hij reeds vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot onder meer langdurige gevangenisstraffen. Het hof zal op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden met de vandaag in een andere zaak in hoger beroep aan de verdachte opgelegde taakstraf. d dienende strafzaak tegen de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij na de laatste keer dat hij gevangenisstraf kreeg, zijn huis is kwijtgeraakt en dat hij net weer onderdak heeft gevonden bij een vriend. Hij drinkt sinds enige tijd geen alcohol meer en gebruikt geen verdovende middelen meer. Hij is op de goede weg en zou graag een taakstraf willen.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omvang van het strafblad, waaruit blijkt dat de verdachte al meer dan dertig jaar strafbare feiten pleegt, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal geëist, rechtvaardigen. Anderzijds is het alweer geruime tijd geleden dat de verdachte voor het laatst een taakstraf opgelegd heeft gekregen. Daarom en mede gelet op de ouderdom van de feiten, zal het hof deze keer volstaan met een taakstraf van na te noemen duur. De ernst van het feit geeft het hof aanleiding daarnaast, als stok achter de deur, aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op te leggen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende acht het hof na te noemen straffen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2018.
[…]