ECLI:NL:GHAMS:2018:3808

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
23-004402-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vermogensdelicten met betrekking tot opzetheling en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdachte, geboren in Suriname in 1966, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 december 2017. Het hof heeft de zaak behandeld op 5 oktober 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A, waarin de verdachte werd beschuldigd van diefstal van goederen uit een woonboot, en zaak B, waarin hij werd beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon en andere persoonlijke bezittingen van een slachtoffer.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in zaak A subsidiair schuldig was aan opzetheling van een houten krat en een spaarpot, en in zaak B primair schuldig aan diefstal van een mobiele telefoon en andere goederen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten in zaak A. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft rekening gehouden met zijn strafblad, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf en een gevangenisstraf, maar het hof heeft besloten om in hoger beroep een taakstraf van 120 uren op te leggen, in plaats van de geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004402-17
datum uitspraak: 19 oktober 2018
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 december 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-871616-15 (hierna: zaak A) en 15-710250-16 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1966,
[adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is in zaak A ten laste gelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2015 tot en met 09 augustus 2015 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woonboot, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen (onder meer) een Apple Imac en/of een Apple Notebook en/of één of meer fles(sen) drank en/of één of meer koptelefoon(s) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 500 euro en/of een schilderij en/of één of meer flesje(s) parfum en/of één houten krat met opschrift "Heineken" en/of één spaarpot gemodeleerd naar een Engelse telefooncel (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2015 tot en met 17 september 2015 te Alkmaar, althans in Nederland, één of meer goed(eren), te weten één houten krat met opschrift "Heineken" en/of één spaarpot gemodeleerd naar een Engelse telefooncel (met inhoud), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) (telkens) wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (telkens) (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Aan de verdachte is in zaak B ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Huawei P8) en/of een zwart telefoonhoesje en/of een rijbewijs en/of een ov chipkaart en/of een bankpasje en/of een zorgpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiairhij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Alkmaar, een (of meer) goed(eren) te weten een (mobiele)telefoon (merk Huawei) en/of een (RABO) bankpas en/of een (ALLIANCE) zorgpas en/of een (DSW) zorgpas en/of OV chipkaart en/of een rijbewijs ((allen) op naam van [slachtoffer 3]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Alkmaar opzettelijk een (mobile) telefoon (merk Huawei) en/of een (RABO)bankpas en/of een (DSW) zorgpas en/of een ALLIANCE)zorgpas en/of een OV chipkaart en/of een rijbewijs (alles) op naam van [slachtoffer 3]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder van eerder genoemd(e) goed(eren), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de verdediging is naar het oordeel van het hof niet bewezen hetgeen de verdachte in zaak A primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het in de zaak A subsidiair en in zaak B primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van zaak A subsidiair
hij in de periode van 8 augustus 2015 tot en met 17 september 2015 te Alkmaar één houten krat met opschrift "Heineken" en één spaarpot, gemodelleerd naar een Engelse telefooncel, met inhoud, heeft voorhanden gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
ten aanzien van zaak B primair
hij op 4 oktober 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk/type Huawei P8, een zwart telefoonhoesje, een rijbewijs, een ov chipkaart, een bankpasje en een zorgpas toebehorende aan [slachtoffer 3].
Hetgeen in zaak A subsidiair en in zaak B primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in zaak A subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het in zaak B primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het zaak A subsidiair en in zaak B primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren en voorts tot een dag gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en aan diefstal van een mobiele telefoon in een café. Met name de diefstal van de mobiele telefoon uit een handtas die op de bar stond is een zeer hinderlijk feit. Mobiele telefoons bevatten tegenwoordig zeer veel (privacy)gevoelige informatie zoals foto’s en berichten. Daarnaast worden ze in het dagelijkse leven in veel andere functies gebruikt (agenda, berichtenverkeer) zodat de diefstal van een dergelijk apparaat behalve financieel nadeel ook veel rompslomp voor het slachtoffer met zich brengt. Daarbij komt dat in het hoesje van de telefoon een bankpas, een zorgpas en een rijbewijs zaten. De verdachte heeft dus naast materiele schade ook veel ongemak veroorzaakt voor het slachtoffer. In de andere kwestie heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 op zijn naam blijkt dat de verdachte reeds vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, onder meer tot langdurige gevangenisstraffen. Het hof zal op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden met de vandaag in een andere zaak in hoger beroep aan de verdachte opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf .
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij, na de vorige keer dat hij gevangenisstraf kreeg, zijn huis is kwijtgeraakt en dat hij net weer onderdak heeft gevonden bij een vriend. Hij heeft bekend dat hij de telefoon met pasjes uit de tas van aangeefster heeft gestolen en toegegeven dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan heling. Hij drinkt sinds enige tijd geen alcohol meer en gebruikt geen verdovende middelen meer. Hij is op de goede weg en zou graag een taakstraf willen.
Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in combinatie met de omvang van het strafblad waaruit blijkt dat de verdachte al meer dan dertig jaar strafbare feiten pleegt, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, zoals door de advocaat-generaal geëist, rechtvaardigen. Anderzijds is het alweer geruime tijd geleden dat de verdachte voor het laatst een taakstraf opgelegd heeft gekregen. Daarom en mede gelet op de ouderdom van de feiten, zal het hof deze keer volstaan met een taakstraf van na te noemen duur.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A subsidiair en in zaak B primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2018.
[… ]