2.subsidiair:hij op of omstreeks 06 december 2013 te Amsterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 1]
- achterover op haar bed geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Stil zijn" en/of "Niet schreeuwen, ik vermoord je met mijn blote handen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- volledig ontkleed bovenop die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of
- het vest van die [slachtoffer 1] geprobeerd open te knopen en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel en/of hals gegrepen en/of de keel en/of hals (met kracht)dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden;
4:hij op of omstreeks 04 december 2013 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkhe(id)(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Kleed je uit, ik maak je dood, althans woorden van gelijke (dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] bij de keel en/of hals heeft gegrepen en/of de keel en/of hals (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of dichtgedrukt en/of
- bovenop die [slachtoffer 2] is gaan zitten en/of;
- de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast;
1:hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 februari 2013 in de gemeente Amsterdam door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte die [slachtoffer 3] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 3] duwde/bracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] duwde/bracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- ( bijna) bovenop die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of (vervolgens) heeft getracht die [slachtoffer 3] te zoenen/kussen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Jullie Marokkaanse wijven zijn allemaal hoeren.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht heeft vastgepakt en/of vastgehouden, terwijl die probeerde los te komen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Met andere mannen wil je wel seks en met mij niet.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, die [slachtoffer 3] met kracht op de neus, in ieder geval in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
- ( op enig moment) de voordeur van de woning op slot heeft gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Ik laat je zo niet gaan, je gaat eerst je gezicht wassen.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar de badkamer en/of de deur van de badkamer op slot heeft gedaan/gedraaid en/of
- met kracht aan die [slachtoffer 3] heeft getrokken en/of (vervolgens) de (boven)kleding van die [slachtoffer 3] heeft uitgetrokken en/of heeft getracht uit te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of met kracht aan de haren heeft getrokken en/of
- een mes, in ieder geval een degelijk scherp (steek)voorwerp aan die [slachtoffer 3] heeft getoond en/of dat mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp op de keel van [slachtoffer 3] heeft gezet/gezet gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Doe je kleren uit.' en/of 'Alle Marokkaanse wijven zijn hoeren.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht heeft vastgepakt en/of de douche in heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Je gaat nu doen wat ik wil anders maak ik je af.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht naar de slaapkamer heeft gesleurd en/of op een bed heeft gegooid en/of bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de keel/nek heeft dichtgeknepen en/of
- de deur van de slaapkamer op slot heeft gedraaid/gedaan en/of
- die [slachtoffer 3] wederom op een bed heeft gegooid en/of meermalen, in ieder geval éénmaal, die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of zogenaamde knietjes op het lichaam gegeven en/of zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 3] gedaan/gehouden en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, bovenop die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 3] aan de haren omhoog heeft getrokken en/of meermalen, in ieder geval éénmaal zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd 'Pijpen.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [slachtoffer 3] aan de haren heen en weer heeft getrokken en/of een mes in zijn, verdachtes, hand heeft gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Je gaat je kleren niet aan doen en je gaat nergens heen.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2:hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 februari 2013 in de gemeente Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- het slot van de voordeur van de woning dicht te draaien/doen en/of (vervolgens) de sleutel uit het slot te halen en/of
- de badkamerdeur op slot te doen/draaien en/of
- de slaapkamerdeur op slot te doen/draaien en/of (vervolgens) de sleutel uit het slot te halen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal voor zover nog inhoudelijk aan de orde, worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging zaak A onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft betoogd dat de in zaak A onder 2 ten laste gelegde feitelijkheden weliswaar kunnen worden bewezen, maar deze dienen te worden gekwalificeerd als feitelijke aanranding en niet als poging tot verkrachting. Het handelen van de verdachte, waaronder het naakt de straat op vluchten, ontbeert logica en het is niet aannemelijk dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had de aangeefster te verkrachten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
[slachtoffer 1] was als prostituee werkzaam in haar werkkamer. Terwijl de verdachte zichzelf uitkleedde heeft zij met hem besproken of hij het
all-inpakket wilde, waar hij op antwoordde dat hij natuurlijk alles wilde. De verdachte heeft zich plots op de aangeefster geworpen. Hij heeft haar achterover op het bed geduwd, haar bedreigd en bij de keel gegrepen. De verdachte is daarbij volledig ontkleed op de aangeefster gaan liggen en probeerde haar vest open te knopen.
De hiervoor beschreven handelingen van de verdachte, bezien in samenhang met diens mededeling dat hij het all-in pakket wilde, kunnen naar het oordeel van het hof, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm daarvan, tot geen andere conclusie leiden dan dat hij aangeefster wilde dwingen tot het ondergaan van seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte heeft zijn pogingen daartoe pas gestaakt nadat het de aangeefster lukte het alarm in werking te stellen en zij begon te gillen.
Het hof acht daarom de in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting bewezen. Hetgeen de raadsman heeft gesteld omtrent het ontbreken van logica in het handelen van de verdachte doet aan dat oordeel niet af.
Bewijsoverwegingen zaak B onder 1 tenlastegelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de verkrachting van [slachtoffer 3] en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer 3] en de verdachte over hetgeen zich op 8 februari 2013 in de woning aan de Bocholtstraat 122 Amsterdam heeft afgespeeld staan tegenover elkaar. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat sprake was van onvrijwillige seks en dat zij de woning niet mocht verlaten. De verdachte erkent dat hij seks met [slachtoffer 3] heeft gehad, maar dit is met haar instemming gebeurd, waarna een ruzie is ontstaan en hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld. In het dossier zijn meer objectieve aanknopingspunten te vinden voor de juistheid van de lezing van de verdachte dan voor die van [slachtoffer 3]. Het hof dient uiterst voorzichtig om te gaan met de verklaringen van [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] heeft zoveel alcoholhoudende drank en cocaïne gebruikt dat niet aan de voorwaarde voor een deugdelijke herinnering aan de gebeurtenissen is voldaan. Bovendien kende [slachtoffer 3] daarvoor al psychosociale problematiek en er waren aanwijzingen voor cluster-B problematiek (borderline en antisociale trekken).
De rechtbank is er ten onrechte van uit gegaan dat [slachtoffer 3] op hoofdlijnen consistent heeft verklaard en dat haar verklaringen daarom bruikbaar zijn voor het bewijs.
Dit is bij voorbeeld niet het geval met betrekking tot het moment in de chronologie van de gebeurtenissen van de 112-melding, het begin van de fysieke avances door de verdachte; de plaats in huis waar de verdachte haar kleding deels heeft uitgetrokken; of de verdachte bij haar in de badkamer en onder de douche is geweest en de volgorde waarin het pijpen en vaginale penetratie hebben plaatsgevonden.
Tenslotte is een aantal voor de verdachte ontlastende aanwijzingen aanwezig, bijvoorbeeld: de aangeefster zegt dat zij vaak en op diverse plaatsen in de woning heeft gegild en geschreeuwd maar de buren hebben niets gehoord; op het laken is geen braaksel aangetroffen zodat het door [slachtoffer 3] gestelde overgeven op losse schroeven komt te staan; tevens is het door de aangeefster beschreven mes niet in dat huis aangetroffen.
Schakelbewijs kan niet worden toegepast met betrekking tot de verkrachting van [slachtoffer 2] en/of hetgeen met [slachtoffer 1] is gebeurd omdat uit dit een en ander geen bijzonder voor de verdachte kenmerkende modus operandi valt af te leiden. Het dichtknijpen van de keel van een slachtoffer is in dit verband als zodanig niet onderscheidend genoeg, aldus de raadsman.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht de ten laste gelegde verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsbeneming van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen.
In het algemeen dient de rechter behoedzaam om te gaan met verklaringen van een aangeefster van een verkrachting die lijnrecht staan tegenover de ontkenning daarvan door een verdachte, terwijl er geen getuigen zijn. Beoordeeld dient te worden of de verklaringen van de getuige voldoende gedetailleerd en consistent zijn en of deze voldoende betrouwbaar kunnen worden geacht mede in het licht van andere bewijsmiddelen, onder meer objectief steunbewijs.
[slachtoffer 3] heeft een aantal verklaringen afgelegd: op 10 februari 2013 voerde zij een informatief gesprek bij de politie en zij heeft diezelfde dag aangifte gedaan van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsbeneming door de verdachte op 8 februari 2013 in een woning aan de [adres]. Zij is in tegenwoordigheid van de verdediging van de verdachte tweemaal door de rechter-commissaris gehoord (op 5 juni 2013 en op 14 november 2013). Tenslotte is zij op verzoek van de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen en de bruikbaarheid daarvan voor het bewijs acht het hof in het onderhavige geval de volgende factoren van belang.
De verdachte betwist weliswaar dat hij de seks met [slachtoffer 3] heeft afgedwongen, maar heeft vele relevante details genoemd die de verklaring van [slachtoffer 3] op die onderdelen bevestigen, zoals:
De verdachte zat met [slachtoffer 3] op de bank in de woonkamer en heeft haar toen gezoend.
Hij heeft haar bovenkleding gedeeltelijk uitgetrokken.
[slachtoffer 3] heeft hem gepijpt en hij heeft haar met zijn penis vaginaal gepenetreerd.
Hij had seks met [slachtoffer 3] in de slaapkamer op de eerste verdieping, daarbij lagen zij eerst op het blauwe opblaasbed en daarna op de vloer.
De verdachte heeft in de slaapkamer [slachtoffer 3] bij haar keel gepakt (totdat zij een gorgelend geluid maakte) en heeft haar een paar tikken in het gezicht gegeven.
De verdachte heeft tegen [slachtoffer 3] gezegd dat zij moest douchen; zij wilde dat niet. Hij heeft haar vastgepakt en naar de badkamer gebracht.
Door toedoen van geweld door de verdachte heeft [slachtoffer 3] een bloedneus opgelopen. Het bleef bloeden en hij heeft haar papier gegeven om het bloeden te stelpen.
Op 8 februari 2013 om 13.21 uur is met de telefoon van [slachtoffer 3] getracht contact op te nemen met het alarmnummer 112. De verdachte en [slachtoffer 3] verklaren beiden dat de verdachte heeft belet dat zij iemand aan de lijn zou krijgen.
Over het tijdsbestek gedurende welke [slachtoffer 3] in de woning heeft verbleven verklaart de verdachte hetzelfde als [slachtoffer 3]. Geen van beiden kan zich gedetailleerd herinneren wat precies is besproken in de uren na de 112-melding totdat [slachtoffer 3] de woning heeft verlaten. (Zij heeft zichzelf om 18.15 uur gemeld bij het Slotervaartziekenhuis.)
De verdachte heeft verklaard over de vertrekken in de woning waar hij achtereenvolgens met [slachtoffer 3] is geweest: de woonkamer, de slaapkamer, de badkamer en de woonkamer. Dit komt in belangrijke mate overeen met [slachtoffer 3]. Zij heeft daarnaast nog verklaard dat ze in de badkamer zijn geweest voorafgaand aan de seks in de slaapkamer.
Tussenconclusie: de verdachte heeft de verklaringen van [slachtoffer 3] op een groot aantal onderdelen bevestigd, hetgeen van belang is voor de beoordeling van de juistheid van haar herinneringen en daarmee van de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
[slachtoffer 3] is op 8 februari 2013 onderzocht door een forensisch arts, die letsel bij haar heeft geconstateerd (pag. 9 e.v.): een ontvelling van de rechterschouder en een hematoom, een kraswond op de rechterborst, een drietal striemen op de linkerborst, een zwelling en een bloeduitstorting aan de bovenste helft van de neus, een klein stukje van een tand rechts bovenin is afgebroken en een kraswond op de rechterdij.
De verdachte heeft verklaard over het toebrengen van het neusletsel en daarnaast gegist over het moment waarop het letsel aan de schouder en de tand mogelijk is ontstaan. Voor het overige letsel heeft hij geen verklaring gegeven. Het hof vindt dat dit andere letsel minder goed past bij de lezing van de gebeurtenissen van de verdachte, terwijl het wel aansluit bij de door [slachtoffer 3] beschreven geweldshandelingen van de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat de aanleiding voor zijn trap tegen het gezicht van [slachtoffer 3] was, dat zij tijdens de seks zei dat ze een geslachtsziekte had en dat hij daarop heel boos is geworden. [slachtoffer 3] heeft consequent ontkend dat zij dit tegen de verdachte heeft gezegd.
Het gaat hier om een stelling van de verdachte waarvoor in het dossier geen objectief steunbewijs aanwezig is voor bevestiging van de juistheid daarvan. Weliswaar bleek de verdachte vlak na het gebeuren een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) te hebben maar bij [slachtoffer 3], die eveneens SOA-testen heeft ondergaan, bleek daarvan ten tijde van die testen geen sprake te zijn.
Het hof acht daarom de verklaring van [slachtoffer 3] ook op dit punt betrouwbaar en gaat voorbij aan de stellingen van de verdediging hieromtrent.
Heeft [slachtoffer 3] op hoofdlijnen gedetailleerd en consistent verklaard?
[slachtoffer 3] heeft in diverse tijdsbestekken, te weten direct na de gebeurtenissen, in datzelfde jaar bij de rechter-commissaris en thans bij het hof verklaringen afgelegd.
Haar verklaring ter terechtzitting bij het hof dient te worden bezien in het licht van het tijdsverloop van bijna vijf jaar na het ten laste gelegde feit. Een dergelijk tijdsverloop is in het algemeen voor een getuige niet bevorderend om zich alles tot in detail te herinneren, [slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat zij zich nu niet alles meer herinnert, maar wel dat zij blijft bij de eerder afgelegde verklaringen.
Bovendien is op 8 februari 2013 in een tijdsbestek van bijna 12 uur heel veel gebeurd. In haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] al verklaard dat zij niet precies meer wist op welk moment zij 112 heeft geprobeerd te bellen. Op zichzelf is het dus niet verbazingwekkend dat zij nu niet zeker meer weet of dit voor of na de verkrachting is gebeurd.
Ditzelfde geldt voor de overige door de raadsman vermelde discrepanties in haar verklaringen.
Bezien tegen het licht van al het hiervoor overwogene zijn deze discrepanties niet doorslaggevend ten detrimente van de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Het hof is van oordeel dat [slachtoffer 3] in grote lijnen op een groot aantal essentiële onderdelen gedetailleerd en consistent heeft verklaard, met name over de feiten en omstandigheden die het hof bewezen acht.
De stellingen van de raadsman omtrent twijfel aan een deugdelijke herinnering van het gebeuren door [slachtoffer 3] worden verworpen.
a/ Drank- en drugsgebruik.
De mate van het eventuele gebruik door [slachtoffer 3] op die dag kan uit het dossier of anderszins niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld, noch de eventuele combinaties en volgorde waarin dat zou zijn gebeurd. Het enkele aantreffen van drie lege drankflessen in de woning, in combinatie met de wisselende verklaringen van [slachtoffer 3] en de verdachte over alcoholgebruik, leveren onvoldoende aanwijzingen op over de persoon die daaruit heeft gedronken, hoeveel of wanneer. Daar komt bij dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij geen bijzondere effecten van het cocaïnegebruik heeft ervaren. Ook overigens zijn er geen concrete, objectieve aanwijzingen in het dossier dat het waarnemingsvermogen van [slachtoffer 3] door gebruik van drank of drugs dusdanig is aangetast dat aan haar verklaringen niet betrouwbaar zijn en daaraan voorbij dient te worden gegaan.
b/ De stelling van de raadsman over de mogelijke invloed van de ten tijde van het tenlastegelegde feit bestaande persoonlijkheidsproblematiek van [slachtoffer 3] is algemeen en er is geen concreet aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat deze (als die al in de door de raadsman geschetste mate zou bestaan) van invloed is geweest op de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen, zodat het hof hieraan voorbijgaat.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de slotsom dat het hof de verklaringen van [slachtoffer 3] voldoende betrouwbaar en bruikbaar acht voor het bewijs. Deze vindt bevestiging in objectieve bewijsmiddelen en voor een belangrijk deel in de verklaringen van de verdachte zelf. Hetgeen de raadsman als ontlastende aanwijzingen heeft genoemd doet aan het voorgaande niet af.
Het hof maakt geen gebruik van schakelbewijs, daarom hoeft het betoog van de raadsman hierover geen bespreking.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof
feit 1 van zaak B wettig en overtuigend bewezen acht, met dien verstande dat het hof zal vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging waarvan het hof onvoldoende ondersteunend bewijs aanwezig acht, waaronder het tonen van een mes.
Zaak B feit 2: de wederrechtelijke vrijheidsberoving
Het hof acht de in zaak B onder 2 tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
[slachtoffer 3] heeft wisselend verklaard omtrent het al dan niet afsluiten van de badkamerdeur en de slaapkamerdeur en de tijdstippen waarop dit zou zijn gebeurd.
Dit leidt tot vrijspraak van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Voor het overige gaat het in de kern om de stelling van de verdachte dat hij [slachtoffer 3] niet heeft belet de woning te verlaten tegenover de stelling van [slachtoffer 3] dat hij dat wel heeft gedaan door de voordeur op slot te doen (en de sleutel uit het slot te verwijderen). Toegespitst op de uren tussen 13.30 uur en 17.30 uur, waarover zoals reeds opgemerkt geen van beiden veel details kan noemen, is in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 3] op dit punt, zodat de verdachte -mede gezien de bewoordingen van de tenlastelegging- hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 6 december 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] bij de keel en de hals heeft gegrepen, en de keel en de hals met kracht heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde:
op 6 december 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk:
- die [slachtoffer 1] achterover op haar bed heeft geduwd en
- tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Stil zijn” en “Niet schreeuwen, ik vermoord je met mijn blote handen” en
- volledig ontkleed bovenop [slachtoffer 1] is gaan liggen en
- het vest van [slachtoffer 1] heeft geprobeerd open te knopen en
- [slachtoffer 1] bij de keel en hals heeft gegrepen en de keel en hals heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde:
op 4 december 2013 te Amsterdam door geweld en een feitelijkheid en door bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en mond van [slachtoffer 2] gebracht en bestaande dat geweld en die feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:
- meermalen tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: “Kleed je uit, ik maak je dood” en
- die [slachtoffer 2] bij de keel en hals heeft gegrepen en de keel en hals heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en
- bovenop [slachtoffer 2] is gaan zitten en
- de vagina van [slachtoffer 2] heeft betast.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
op 8 februari 2013 in Amsterdam door geweld en feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3], hebbende verdachte [slachtoffer 3] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de vagina en de mond van [slachtoffer 3] bracht en bestaande dat geweld en die feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:
- bijna bovenop [slachtoffer 3] is gaan liggen en getracht heeft haar te zoenen en
- [slachtoffer 3] heeft vastgepakt, terwijl zij probeerde los te komen en
- tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: “Met andere mannen wil je wel seks en met mij niet” en
- [slachtoffer 3] met kracht op de neus heeft gestompt en
- tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: ”Ik laat je zo niet gaan, je gaat eerst je gezicht wassen” en
- [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar de badkamer en
- aan [slachtoffer 3] heeft getrokken en de bovenkleding van [slachtoffer 3] heeft getracht uit te trekken en
- [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geslagen en aan de haren heeft getrokken en
- tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: “Doe je kleren uit” en “Alle Marokkaanse wijven zijn hoeren” en
- [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en de douche in geduwd en
- tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: “Je gaat nu doen wat ik wil anders maak ik je af” en
- zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 3] heeft gebracht en
- [slachtoffer 3] naar de slaapkamer heeft gesleurd en op een bed heeft gegooid en bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen en
- [slachtoffer 3] heeft geslagen en
- bovenop [slachtoffer 3] is gaan liggen en zijn penis in haar vagina heeft gebracht en
- [slachtoffer 3] aan haar haren omhoog heeft getrokken en zijn penis in haar mond heeft gebracht en tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: “Pijpen”.
Hetgeen in zaak A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in zaak B onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot verkrachting.
Het in zaak A onder 4 en in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert telkens op:
verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf met maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder A 1, 2 primair en 4 en het onder B 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A 1, 2 primair en 4 alsmede het onder B 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en dezelfde maatregel als door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Hij heeft kort gezegd op het volgende gewezen. De vier deskundigen die hebben gerapporteerd maken allen melding van een ontwikkeling in de beoordeling van het recidive risico, dat op korte termijn niet groot wordt geacht. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging is een ultimum remedium, terwijl kan worden volstaan met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ter beteugeling van het recidivegevaar. De rapporteurs [naam 1] en [naam 2] concluderen beiden tot een met terbeschikkingstelling met voorwaarden en zij hebben blijkens hun verklaringen als deskundigen ter zitting van het hof meer zicht op de praktische verwezenlijking daarvan dan de deskundigen [naam 3] en [naam 4]. Een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling kan er bovendien toe leiden dat de verdachte zijn verblijfsstatus zal verliezen, waardoor hij feitelijk niet in aanmerking zal komen voor behandeling en/of resocialisatie, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de aan de verdachte op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich op 8 februari 2013 schuldig gemaakt aan de brute verkrachting van een 27 jarige vrouw, waarbij hij haar heeft mishandeld, waardoor haar neus ging bloeden. Hij heeft haar mee naar de slaapkamer gesleurd en haar bij de keel gepakt. Bovendien heeft hij het slachtoffer aan haar haren getrokken en haar gedwongen hem te pijpen en heeft hij haar gepenetreerd.
De verdachte heeft door zo te handelen op gewelddadige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Zij heeft geprobeerd zich te verzetten maar was niet tegen hem opgewassen. De herinnering aan het gebeuren zal voor het slachtoffer niet snel vervagen en zij zal naar verwachting hiervan nog jarenlang de psychische last moeten dragen.
In de ochtend van 4 december 2013 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de uiterst gewelddadige verkrachting van een 55 jarige vrouw. Het nietsvermoedende slachtoffer was schoonmaakster van een peeskamer. Terwijl zij weerloos op het bed lag heeft hij haar keel dichtgeknepen waarbij zij het heel benauwd kreeg. Hij heeft haar meermalen met de dood bedreigd. Het slachtoffer moest de verdachte oraal bevredigen waar zij misselijk van werd en kokhalsde. Tot slot heeft hij ook haar gepenetreerd. Door zo te handelen heeft hij het slachtoffer in een uiterst kwetsbare situatie gebracht waarbij zij iedere controle over haar handelen verloor en haar lichamelijke integriteit ernstig werd geschonden. Een dergelijke gebeurtenis is dermate schokkend dat de herinnering daaraan het slachtoffer nog jarenlang kan achtervolgen.
De verdachte heeft zich twee dagen later schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een poging tot verkrachting van een bijna 50 jarige vrouw.
Het slachtoffer bereidde in de ochtend haar werkzaamheden als prostituee voor toen de verdachte haar peeskamer binnenkwam. De verdachte verklaarde “alles” te willen en kleedde zich uit zonder dat hij had betaald. Onverhoeds wierp hij zich op het slachtoffer, deed zijn beide handen om haar keel
en bedreigde haar met de dood. Pas nadat zij de alarmknop had ingedrukt verliet de verdachte, terwijl hij nog steeds ongekleed was, de werkruimte. De verdachte heeft aldus op gewelddadige wijze een ook voor dit slachtoffer zeer angstige situatie geschapen. Zij kon op de momenten dat haar keel werd dichtgeknepen niet goed ademhalen en was bang dood te gaan. Haar lichamelijke integriteit is aangetast en zij heeft moeten vechten om te ontkomen aan de verdachte.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 januari 2018 is de verdachte eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld, onder meer ter zake van misdrijven, waaronder poging tot doodslag, meermalen gepleegd, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt. De verdachte is in 2003 veroordeeld tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ). In 2005 is hij veroordeeld tot een onvoorwaardelijke PIJ.
Het hof beschikt onder meer over na te noemen rapporten betreffende de verdachte, die ten behoeve van deze zaak zijn opgemaakt.
Rapport Triple onderzoek Pro Justitia van psychiater P.K.J. [naam 3], GZ-psycholoog [naam 4], en milieuonderzoeker [naam 5] van 17 februari 2015.
Rapporten aanvullend onderzoek Pro Justitia van [naam 3] en [naam 4] van 27 augustus 2015 en 3 april 2017.
Rapport naar aanleiding van vragen van de verdediging van psychiater [naam 1] van 31 maart 2015 en 13 april 2015.
Rapport psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van [naam 1] van 8 december 2015 en aanvullend psychiatrisch rapport van 12 januari 2018.
Rapport psychologisch onderzoek Pro Justitia van GZ-psycholoog [naam 2] van 27 november 2015 en een aanvulling op dat rapport van 24 december 2017.
De deskundigen [naam 3], [naam 4], [naam 1] en [naam 2] hebben bij hun verhoor ter terechtzitting in hoger beroep de bevindingen en conclusies uit hun rapporten nader toegelicht en zijn daarbij gebleven.
In het aanvullende rapport Triple onderzoek Pro-Justitia van 3 april 2017 van [naam 3] en [naam 4] wordt geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en dat daarnaast sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van problemen in het gebruik van cocaïne en alcohol. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Geadviseerd wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten ten tijde van het begaan van deze feiten.
Genoemde conclusies zijn gemotiveerd onderbouwd en stemmen (nagenoeg) overeen met die van de overige hierboven genoemde rapporten, waaronder die van [naam 1] en [naam 2]. Het hof neemt deze conclusies over en maakt deze tot de zijne.
De deskundigen [naam 3] en [naam 4] hebben in hun rapport van 3 april 2017 geadviseerd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) op te leggen gelet op de ernst van de persoonlijkheidsstoornis, het bijkomend middelengebruik, alsmede het hoge recidivegevaar. [naam 2] en [naam 1] achten dit gelet op de aard en ernst van de problematiek en het recidivegevaar eveneens noodzakelijk.
Anders dan [naam 1] en [naam 2] achten [naam 3] en [naam 4] daarnaast dwangverpleging op de voet van artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk.
In dit verband overwegen zij, in aansluiting op hun eerdere rapporten, in het aanvullend rapport Pro Justitia van 3 april 2017 het volgende.
Nog steeds geldt: betrokkene heeft in de tenlastegelegde feiten al laten zien dat hij recidiveert. Wanneer hij onbehandeld terug zou keren in dezelfde omstandigheden als voor zijn aanhouding, achten ondergetekenden de kans op herhaling van gewelddadige (zeden) delicten groot, op langere termijn (maanden tot jaren). (…).
Om het beschreven hoge risico substantieel terug te dringen naar een lager niveau moet er sprake zijn van een langdurige intensieve behandeling in een klinische setting. (…)
Vanwege de ernst van betrokkens persoonlijkheidsstoornis en het bijkomende middelengebruik, vanwege het verband met de huidige ten laste gelegde feiten alsmede vanwege het hoge recidivegevaar op nieuwe gewelddadige (zeden)delicten op de langere termijn adviseren ondergetekenden Uw College betrokkene de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen
(…). Daarbij achten ondergetekenden het volgende van belang: in de rapportage uit februari 2015
en de aanvullende rapportage uit augustus 2015 wordt reeds uitvoerig beschreven dat betrokkene, in samenhang met zijn pathologie en versterkt door het feit dat hij gemiddeld intelligent, en bovendien verbaal vaardig is, langdurig de indruk kan wekken dat hij instemt met en zich conformeert aan de voorwaarden en aan een behandeling, terwijl hij zijn eigen plan zal trekken en onderliggend van mening blijft dat de problemen niet aan hem liggen. Het risico op een dergelijke schijnaanpassing is naar de mening van ondergetekenden groter naarmate de klinische behandelduur op voorhand meer begrenst is.
[naam 3] heeft als deskundige ter terechtzitting van het hof op 17 januari 2018 in aanvulling op de uitgebrachte rapporten nog het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De behandeling van de verdachte zal intensief en langdurig moeten zijn en hij moet ook als het moeilijk wordt bij de les worden gehouden. De intenties van de verdachte staan op gespannen voet met de aard van zijn stoornis. Gelet op de aard van de pathologie zal de behandeling langer moeten duren dan gebruikelijk is bij het opleggen van TBS met voorwaarden. Uit de omstandigheid dat de verdachte als jeugdige al als gedragsgestoord is aangemerkt kan worden afgelezen dat de pathologie diep zit. Het kost veel tijd om dat te bewerken. Binnen een gestructureerd kader zal het goed gaan, maar de overgang naar meer vrijheden moet zeer zorgvuldig en stap voor stap verlopen.
Gelet op de overwegingen en conclusies van [naam 3] en [naam 4] in hun rapport van 3 april 2017, dat voortbouwt op hun eerdere rapporten, en mede gelet op de toelichting daarop ter terechtzitting bij het hof op 17 januari 2018, vindt het hof met deze deskundigen dat TBS met dwangverpleging een betere bescherming van de maatschappij biedt tegen het door alle deskundigen onderkende gevaar van recidive van (gewelds)zedendelicten op langere termijn, dan het opleggen van TBS met voorwaarden en dat met dit laatste niet kan worden volstaan.
Het hof betrekt hierbij dat de door de verdachte ondergane PIJ-behandeling de onderhavige delicten niet heeft voorkomen en tevens de ernst, aard en hoeveelheid van de onderhavige feiten. Het betreft immers twee gewelddadige verkrachtingen, een poging daartoe en een poging tot zware mishandeling, welke feiten in betrekkelijk korte tijd zijn begaan. Het hof benadrukt de noodzaak van een zo gestructureerd mogelijk en met waarborgen omkleed langdurig regime van behandeling.
Hetgeen [naam 2] en [naam 1] in dit verband in hun rapporten en ter terechtzitting bij het hof hebben opgemerkt, namelijk dat het opleggen van TBS met voorwaarden voldoende handvaten biedt om het recidivegevaar terug te dringen en de stellingen van raadsman op dit onderdeel brengen het hof niet tot een ander oordeel. Het opleggen van TBS met dwangverpleging biedt in het onderhavige geval de meeste waarborgen voor een optimale risicoreductie en uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat niet kan worden volstaan met een minder hoog niveau van bescherming.
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden van de artikelen 37a en 37b, telkens onder het eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Bij de verdachte bestond ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en de veiligheid van anderen vereist het opleggen van de maatregel en de dwangverpleging.
De bewezenverklaarde feiten betreffen telkens een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en zijn geweldsdelicten die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid voor het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de TBS niet op voorhand gemaximeerd is.
De raadsman heeft gewezen op de mogelijke gevolgen van oplegging van TBS met dwangverpleging voor de verblijfstatus van de verdachte, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat van behandeling en/of resocialisatie geen sprake zal zijn. Dit brengt het hof niet tot een ander oordeel, reeds omdat de verdachte thans niet kan worden aangemerkt als een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Ook overigens vormen mogelijk door de raadsman genoemde vreemdelingrechtelijke gevolgen van een op te leggen maatregel (modaliteit) geen grond om in weerwil van het voorgaande af te zien van het opleggen van TBS met dwangverpleging.
Het verzoek van de raadsman bij pleidooi in hoger beroep tot het doen opmaken van een “maatregelrapport” in verband met een door de verdediging voorgestane TBS met voorwaarden wordt afgewezen nu dit gelet op hetgeen hiervoor is overwogen redelijkerwijs niet noodzakelijk wordt geacht.
Het hof is van oordeel dat naast TBS met dwangverpleging aan de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek wordt passend en geboden geacht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard, ernst, hoeveelheid feiten en de gevolgen daarvan, alsmede de persoon van de verdachte, waaronder begrepen de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.554,34 en bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) portemonnee en inhoud € 231,90
c) medische kosten € 109,29
e) immateriële schade € 10.000,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.117,49, waarvan
€ 117,49 ter compensatie van materiële schade voor de posten c) en d) en een bedrag van € 10.000 terzake van immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot hetzelfde bedrag als de rechtbank dat heeft gedaan.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan de diefstal van de portemonnee waardoor de onder a) gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen.
De verdediging heeft de onder b), c) en d) genoemde posten die verband houden met en voortvloeien uit het bewezenverklaarde niet betwist, zodat de vordering tot die bedragen, te weten in totaal € 322,44 zal worden toegewezen.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte heeft zich bereid verklaard deze schade te vergoeden en de hoogte van het bedrag is niet betwist. Het hof zal dan ook de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid, in overeenstemming met het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, schatten op € 10.000.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, alsmede de aard van de opgelegde maatregel en de noodzaak tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de verdachte zal de vervangende hechtenis worden beperkt tot en bepaald op één dag.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.050 en bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) reiskosten strafzaak en medische consulten € 50
b) immateriële schade € 15.000
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.050, waarvan
€ 50 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 10.000 voor immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De verdediging heeft de aansprakelijkheid van de verdachte voor de schadeveroorzakende gebeurtenissen betwist.
Nu de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor het in zaak B onder 1 ten laste gelegde is daarmee diens civielrechtelijke aansprakelijkheid gegeven.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade met een omvang van € 50 heeft geleden, gelet op de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij, die zijdens de verdachte verder niet zijn betwist.
Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij die de verdediging verder niet (voldoende) heeft betwist.
Het hof schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid, met de advocaat-generaal, op € 15.000.
Hierbij is in het bijzonder gelet op de omstandigheden dat ten gevolge van het bewezen geachte de benadeelde partij: is gediagnostiseerd met PTSS met daarbij depressieve klachten en onder behandeling staat van een psycholoog; kampt met slapeloosheid en slaapmedicatie moet slikken en last heeft van angst- en paniekaanvallen en herbelevingen.
Verder heeft het hof gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, alsmede de aard van de opgelegde maatregel en de noodzaak tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de verdachte zal de vervangende hechtenis worden beperkt tot en bepaald op één dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 242 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte
niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in
zaak A onder 3 en 5ten laste gelegde.
Vernietigt het vonniswaarvan beroep voor zover inhoudelijk nog aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het in
zaak B onder 2ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen
bewezendat de verdachte het in
zaak A onder 1, 2 primair en 4 en in zaak B onder 1ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2 primair en 4 en in zaak B onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
In zaak A:
1. oordopjes uit jaszak (4783512)
2. pakje Marlboro sigaret en aansteker uit jaszak (4783513)
5. zaktelefoon, wit, BlackBerry Curve (4660431)
6. verblijfsvergunning (4660432)
7. sleutelbos met 5 sleutels (4660470)
8. ING-pas, [verdachte] (4660470)
12. portemonnee, bruin, Boss Orange (4660474)
13. papier, aangetroffen in portemonnee (4667744)
3. sweater, grijs, Adidas (4465743)
4. zaktelefoon, wit, Samsung (4465741)
5. zaktelefoon, zwart, Samsung (4465742).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. Heineken bierfles (4659778)
12. papier, 4 bonnetjes met aantekeningen (4660471)
13. visitekaartje (4660472)
1. dekbedovertrek (4666074)
7. propje wc-papier (4466052)
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A.J. [slachtoffer 2] ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.322,44 (tienduizend driehonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 322,44 (driehonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 10.000 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
4 december 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.322,44 (tienduizend driehonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig cent) bestaande uit
€ 322,44 (driehonderdtweeëntwintig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 10.000 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
4 december 2013.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 15.050 (vijftienduizend vijftig euro) bestaande uit € 50 (vijftig euro) materiële schade en € 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
8 februari 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 3], ter zake van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 15.050, (vijftienduizend vijftig euro) bestaande uit € 50 (vijftig euro) materiële schade en € 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1(één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
8 februari 2013.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 februari 2018.