Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door twee appellanten tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellanten, [appellante sub 1] en [appellant sub 2], zijn huurders van een pand dat eigendom is van de geïntimeerden, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2]. De voorzieningenrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat de huurders wanprestatie hadden gepleegd door in het gehuurde pand prostitutie te laten plaatsvinden en een bed & breakfast te exploiteren op een wijze die in strijd was met de geldende regels. De vordering tot betaling van huurachterstand werd afgewezen, maar de ontruimingsvordering werd toegewezen.
De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van dit vonnis, waarbij zij betogen dat er geen huurachterstand is, omdat er een betalingsregeling zou zijn getroffen met de verhuurder. De geïntimeerden betwisten dit en stellen dat de huurders in gebreke zijn gebleven. Het hof heeft de feiten die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de huurders onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer. Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van de huurders, waaronder het gebruik van het pand voor prostitutie, voldoende ernstig zijn om de ontruimingsvordering te rechtvaardigen.
Het hof heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen en de kosten van het geding gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 16 oktober 2018.