Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BDI (NEDERLAND) B.V.,
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR BDI (NEDERLAND),
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR OLDENHOECK,
[appellant sub 4],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
fee" van € 20.833,- per maand en een nader gespecificeerde "succes
fee". [appellant sub 4] heeft de brief driemaal voor akkoord ondertekend: namens STAK BDI, namens STAK Oldenhoeck en voor zichzelf.
success feenaar [appellant sub 4] gezonden. Deze berekening komt uit op € 640.000,-. In het e-mailbericht heeft [A] vermeld:
fee" (dit is € 500.000,-, vermeerderd met btw). Deze factuur is per
feeBDI/EHUK". Buxton is gelieerd aan BDI. De opdracht voor deze betaling werd gegeven door [C] , manager bij Buxton, op verzoek van (in elk geval) [B] .
feevan dezelfde hoogte en een
success feemet dezelfde specificatie genoemd als in de brief van 26 juni 2014. De brief is namens DIS II ondertekend door haar bestuurder [D] (hierna: [D] ). Er is ook ruimte opengelaten voor ondertekening voor akkoord namens BDI, STAK BDI en STAK Oldenhoeck en door [appellant sub 4] , maar in die ruimten zijn geen handtekeningen gezet. De brief is bij e-mailbericht van 25 september 2015 aan [appellant sub 4] toegezonden.
feeover de maanden maart en april 2015 betaald. De facturen voor de maanden mei tot en met augustus 2015, in totaal € 100.831,72 (inclusief btw), zijn onbetaald gebleven.
3.Beoordeling
feevoor de maanden mei tot en met augustus 2015.
success feegeoordeeld dat [B] namens BDI met DIS II is overeengekomen dat aan DIS II een
success feetoekomt van € 500.000,- exclusief btw en dat BDI gebonden is aan die overeenkomst. Ook hiertegen hebben BDI c.s. grieven gericht.
success feenaar [appellant sub 4] verzond, en ook nog niet toen DIS II de factuur voor de
success feenaar BDI en [appellant sub 4] verzond, is niet van belang. [B] was wel middellijk bestuurder van BDI, toen hij op 21 maart 2015 zijn handtekening op de berekening van [A] zette en erbij schreef "€ 500.000 max". Daarmee bond hij BDI bevoegdelijk jegens DIS II aan een nadere overeenkomst, inhoudende dat er in totaal € 500.000,- (kennelijk exclusief btw) als
success feebetaald zou worden. Dit geldt ongeacht het antwoord op de vraag of dit bedrag overeenkwam met de specificatie van de
success feein de brief van 26 juni 2014 en ongeacht het antwoord op de vraag of voldaan was aan de voorwaarden die in die brief staan genoemd. DIS II mocht redelijkerwijs begrijpen dat [B] namens BDI akkoord ging met dit bedrag, ongeacht het antwoord op die vragen.
feevan EUR 500.000 ex BTW die uiteindelijk aan Dasym is betaald, onafhankelijk en naar redelijkheid beoordeeld. De door mij vastgestelde
feeberekening (die ik nog steeds juist vind naar beste eer en geweten) heb ik daarna voorgelegd aan en besproken met de heren [appellant sub 4] , [A] en [F] , de meest betrokkenen bij de herstructurering van BDI/Oldenhoeck. De succes
feeis als zodanig dan ook door al deze betrokkenen goed bevonden, waarna deze aan Dasym is betaald."
success feegefactureerde bedrag, was hij middellijk bestuurder van BDI.
fee", kan worden afgeleid dat DIS II akkoord ging met dit bedrag, ook al kwam de berekening van [A] op een hoger bedrag uit.
success fee, doet dat aan het voorgaande niet af.
success feevan die omvang, kennelijk omdat [B] van mening was dat dit een aanvaardbare extra vergoeding was voor de werkzaamheden van [A] , gelet op de mate van succes die diens inspanningen hadden opgeleverd.
success feeverschuldigd was, dan komt dat voor zijn eigen risico. Dat doet er immers niet aan af dat [B] bevoegd was BDI te vertegenwoordigen en te binden. Indien [appellant sub 4] er geen vertrouwen in had dat [B] bij de uitoefening van die vertegenwoordigingsbevoegdheid in voldoende mate de belangen van [appellant sub 4] zou behartigen, lag het op de weg van [appellant sub 4] om maatregelen te treffen. Hij had kunnen bewerkstelligen dat de bevoegdheid van [B] werd beperkt of nadere instructies aan [B] kunnen geven. Verder had hij zelf kunnen controleren of nader kunnen laten controleren of aan de voorwaarden was voldaan waaronder een
success feeverschuldigd was en of de berekening die [A] presenteerde, juist was, althans een goede basis om de hoogte van de
success feenader vast te stellen.
success feeaan [appellant sub 4] voorgelegd. Het lag op de weg van [appellant sub 4] om die te controleren of te laten controleren. De inhoud en de toon van de begeleidende mail van [A] , die het hof niet als bijzonder dwingend voorkomt, doen daar niet aan af.
success feeverschuldigd was, en zij [appellant sub 4] hebben doen denken dat het anders was, brengt dat niet mee dat de nadere overeenkomst over de
success feein strijd met de wet of de goede zeden is. Bij dit oordeel is de aard van de nadere overeenkomst mede van belang: een tussen professionele partijen gesloten overeenkomst over de hoogte van een
success feevoor advieswerkzaamheden in verband met herstructurering van (grotendeels) commerciële activiteiten.
success feenog steeds juist te achten. Bovendien is niet toegelicht waarom, indien niettemin van een dwaling door [B] zou moeten worden uitgegaan, deze niet voor rekening van BDI zou behoren te blijven. Het lag op de weg van BDI om te controleren of was voldaan aan de voorwaarden voor een
success fee.
success feeheeft gesloten. Ook het hof gaat daar niet van uit. De stellingen van BDI c.s. die op dat uitgangspunt zijn gebaseerd, kunnen daarom onbesproken blijven.
success feete sluiten, nadat [A] de berekening aan [appellant sub 4] had gepresenteerd en zonder dat DIS II mededelingen heeft gedaan over de juistheid van die berekening. Ook hebben zij onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat DIS II toerekenbaar is tekortgeschoten door die handelwijze of door de wijze van facturering en van informatieverstrekking. Daarop kunnen BDI c.s. geen rechtsgeldige ontbindings- of opschortingsbevoegdheden baseren.