In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 13 februari 2018, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2018 een arrest gewezen in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, aangeduid als appellant en geïntimeerde, over de waardebepaling van gezamenlijke bedrijfsmiddelen en de resultaten van hun ondernemingen, waaronder een melkveehouderij en een mestvergisterij. Het hof heeft deskundigen benoemd om onderzoek te verrichten naar de waarde van de onderneming per 26 oktober 2016, met inachtneming van de aanwezige bedrijfswoningen en de economische situatie van de onderneming. De deskundigen zijn gevraagd om specifieke vragen te beantwoorden over de waarde in het economisch verkeer van de bedrijfsmiddelen, de behaalde resultaten in een bepaalde periode, en de invloed van onttrekkingen en desinvesteringen op de waarde van de onderneming. Het hof heeft de deskundigen de vrijheid gegeven om zelfstandig onderzoek te verrichten en heeft hen gewezen op hun verplichtingen om partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken. De kosten van het deskundigenonderzoek worden door beide partijen gedeeld. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundigen hun rapport vóór 8 januari 2019 moeten indienen, waarna partijen de gelegenheid krijgen om op het rapport te reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het deskundigenrapport is ontvangen.