Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Planungsarbeiten Projekt Kloster Heiligenborn van 2008 bis Heute”.
ersuchte den Notar um die Beurkundung des nachstehenden
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. K.C. Mensink, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van de geïntimeerde, [geïntimeerde], werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [geïntimeerde] reeds over een titel beschikte voor haar vordering, waardoor er geen processueel belang was voor de appellant om in hoger beroep te gaan. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende belang heeft bij zijn hoger beroep, aangezien de rechtbank al in zijn voordeel had beslist. De appellant verzocht in hoger beroep niet om een wijziging van het dictum van het bestreden vonnis, wat leidde tot de conclusie dat hij niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] handelt onder de naam [X] en heeft werkzaamheden verricht voor de verbouwing van een klooster in Duitsland. De appellant ontving een factuur van [X] voor € 357.000,-. In een notariële akte heeft de appellant deze schuld erkend en zich onderworpen aan onmiddellijke executie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] al een executoriale titel had, waardoor de vordering niet kon worden betwist. Het hof heeft de grieven van de appellant niet verder besproken, omdat het hoger beroep reeds faalde wegens het ontbreken van belang. De beslissing van het hof was dat de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep en dat hij de kosten van het geding diende te vergoeden.