ECLI:NL:GHAMS:2018:3743
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarige en gezagsuitoefening door gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], en de gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling (GI). De moeder van [de minderjarige] heeft in hoger beroep de beslissing van de kinderrechter van 5 maart 2018 aangevochten, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] werd verlengd tot 16 maart 2019. De moeder betoogde dat er geen gronden waren voor deze verlenging en dat alternatieven voor uithuisplaatsing onvoldoende waren onderzocht. De GI heeft echter betoogd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], die gediagnosticeerd is met PTSS en ADHD.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2018 zijn de moeder, de gezinsmanager van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in een kwetsbare situatie verkeert en dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat is om de noodzakelijke stabiliteit en ondersteuning te bieden. De moeder heeft EMDR-therapie ondergaan, maar het hof oordeelt dat de problemen van [de minderjarige] te ernstig zijn om vanuit de thuissituatie aan de doelen van de ondertoezichtstelling te werken.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van een jaar is verlengd en de GI gedeeltelijk gezag heeft gekregen over de aanmelding bij een onderwijsinstelling. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige].